Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

Avis juridique important

|

61964J0006

ARREST VAN HET HOF VAN 15 JUNI 1964. - VERZOEK TOT HET GEVEN VAN EEN PREJUDICIELE BESLISSING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 177 VAN HET E. E. G. - VERDRAG, VERVAT IN DE UITSPRAAK VAN DE GIUDICE CONCILIATORE TE MILAAN VAN 14 JANUARI 1964, IN HET RECHTSGEDING FLAMINIO COSTA TEGEN E. N. E. L. - ZAAK NO. 6/64.

Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 01141
Nederlandse uitgave bladzijde 01203
Duitse uitgave bladzijde 01253
Italiaanse uitgave bladzijde 01129
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00585
Deense bijz. uitgave bladzijde 00531
Griekse bijz. uitgave bladzijde 01191
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00549
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00099
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00211
Finse bijz. uitgave bladzijde 00211


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . PROCEDURE - PREJUDICIELE BESLISSING - BEVOEGDHEID VAN HET HOF - UITLEGGING

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 177 )

2 . PROCEDURE - PREJUDICIELE BESLISSING - BEVOEGDHEID VAN HET HOF - BEPERKING

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 177 )

3 . EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP - COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE - BIJZONDER KARAKTER - PLAATS TEN OPZICHTE VAN DE NATIONALE RECHTSSTELSELS - VOORRANG DER COMMUNAUTAIRE RECHTSREGELS - DEFINITIEVE BEPERKING VAN DE SOUVEREINITEIT DER LID-STATEN

4 . LID-STATEN DER E.E.G . - BINDENDE VERBINTENISSEN TEN OPZICHTE VAN DE GEMEENSCHAP - TOEZICHT VAN DE COMMISSIE VERPLICHT - BURGERS NIET GERECHTIGD, ZICH TE BEROEPEN OP EEN VERZUIM VAN DE BETROKKEN STAAT OF VAN DE COMMISSIE

5 . AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN - DISTORSIES - CONSULTATIEVE PROCEDURE - RECHTEN DER BURGERS

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 102 )

6 . STEUNREGELINGEN VAN STAATSWEGE - OPHEFFING - PROCEDURE - RECHTEN DER BURGERS

( E.E.G.-VERDRAG, ARTT . 92 EN 93 )

7 . LID-STATEN DER E.E.G . - PERFECTE VERDRAGSVERPLICHTING - BEGRIP - RECHTEN DER BURGERS - HANDHAVING DEZER RECHTEN DOOR DE NATIONALE RECHTERS

8 . VRIJHEID VAN VESTIGING - BEPERKINGEN - OPHEFFING - VERBOD VAN NIEUWE BEPERKENDE MAATREGELEN - AARD VAN DIT VERBOD - GEVOLGEN - RECHTEN DER BURGERS - HANDHAVING DEZER RECHTEN DOOR DE NATIONALE RECHTERS

( E.E.G.-VERDRAG, ARTT . 52 EN 53 )

9 . VRIJHEID VAN VESTIGING - BEPERKINGEN - OPHEFFING - VERBOD VAN NIEUWE BEPERKENDE MAATREGELEN - NALEVING VAN DIT VERBOD

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 53 )

10 . KWANTITATIEVE BEPERKINGEN - OPHEFFING - NATIONALE MONOPOLIES VAN COMMERCIELE AARD - VERBOD VAN NIEUWE BEPERKENDE MAATREGELEN - RECHTEN DER BURGERS - HANDHAVING DEZER RECHTEN DOOR DE NATIONALE RECHTERS

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 37 )

11 . KWANTITATIEVE BEPERKINGEN - OPHEFFING - MONOPOLIES VAN COMMERCIELE AARD - VERBOD - DOEL - RECHTERLIJK TOEZICHT

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 37 )

Samenvatting


1 . IN EEN PREJUDICIEEL GESCHIL KAN HET HOF - ANDERS DAN BIJ EEN BEROEP EX ARTIKEL 169 HET GEVAL IS - HET VERDRAG NIET OP EEN CONCREET GEVAL TOEPASSEN NOCH BESLISSEN OVER VRAGEN BETREFFENDE DE OVEREENSTEMMING VAN INTERNE RECHTSVOORSCHRIFTEN MET HET VERDRAG . WANNEER DE UITSPRAAK VAN DE NATIONALE RECHTER ONDUIDELIJK IS GEFORMULEERD, IS HET HOF BEVOEGD DAARVAN ALLEEN DIE VRAGEN TE BEHANDELEN, WELKE DE UITLEGGING VAN HET VERDRAG BETREFFEN .

2 . ARTIKEL 177 IS GEBASEERD OP EEN DUIDELIJKE SCHEIDING VAN BEVOEGDHEDEN TUSSEN DE NATIONALE RECHTER EN HET HOF; HET STAAT HET HOF NIET TOE, EEN ONDERZOEK NAAR DE FEITEN IN TE STELLEN, NOCH DE BEWEEGREDENEN VAN DE OORSPRONKELIJKE RECHTER EN HET DOEL VAN ZIJN VERZOEK TE TOETSEN .

3 . ANDERS DAN MET GEWONE INTERNATIONALE VERDRAGEN HET GEVAL IS, HEEFT HET E.E.G.-VERDRAG EEN EIGEN RECHTSORDE IN HET LEVEN GEROEPEN, DIE BIJ DE INWERKINGTREDING VAN HET VERDRAG IN DE RECHTSORDE DER LID-STATEN IS OPGENOMEN EN WAARMEDE DE NATIONALE RECHTERS REKENING DIENEN TE HOUDEN .

DE LID-STATEN HEBBEN - DOOR VOOR ONBEPAALDE TIJD EEN GEMEENSCHAP OP TE RICHTEN, VOORZIEN VAN EIGEN ORGANEN, VAN RECHTSPERSOONLIJKHEID EN HANDELINGSBEVOEGDHEID, VAN VERTEGENWOORDIGINGSBEVOEGDHEID OP HET INTERNATIONALE VLAK, EN IN HET BIJZONDER VAN PRAKTISCHE BEVOEGDHEDEN ( DIT LAATSTE TEN GEVOLGE VAN HET FEIT DAT DE STATEN HUN BEVOEGDHEDEN HEBBEN INGEPERKT OF AAN DE GEMEENSCHAP HEBBEN OVERGEDRAGEN ) - HUN SOUVEREINITEIT BEPERKT EN DERHALVE EEN RECHTSSTELSEL IN HET LEVEN GEROEPEN, DAT BINDEND IS ZOWEL VOOR HUN ONDERDANEN ALS VOOR HENZELF .

DEZE OPNEMING IN HET RECHT DER LID-STATEN VAN UIT GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE BRON VOORTKOMENDE RECHTSREGELS EN, MEER IN HET ALGEMEEN, DE GEEST EN DE INHOUD VAN HET VERDRAG, HEBBEN TOT GEVOLG DAT DE STATEN TEGEN DE RECHTSORDE, DIE ZIJ OP BASIS VAN WEDERKERIGHEID HEBBEN AANVAARD, NIET KUNNEN INGAAN MET EEN LATER, EENZIJDIG AFGEKONDIGD WETTELIJK VOORSCHRIFT; EEN DERGELIJK VOORSCHRIFT KAN DERHALVE NIET BOVEN DE RECHTSORDE VAN DE GEMEENSCHAP WORDEN GESTELD . HET VERDRAGSRECHT, DAT UIT EEN AUTONOME BRON VOORTVLOEIT, KAN OP GROND VAN ZIJN BIJZONDER KARAKTER NIET DOOR ENIG VOORSCHRIFT VAN NATIONAAL RECHT OPZIJ WORDEN GEZET, ZONDER ZIJN GEMEENSCHAPSRECHTELIJK KARAKTER TE VERLIEZEN EN ZONDER DAT DE RECHTSGROND VAN DE GEMEENSCHAP ZELF DAARDOOR WORDT AANGETAST .

WAAR DE LID-STATEN DE RECHTEN EN PLICHTEN DIE UIT DE VERDRAGSBEPALINGEN VOORTVLOEIEN AAN DE RECHTSORDE VAN DE GEMEENSCHAP HEBBEN OVERGEDRAGEN, IMPLICEERT DIT, DAT HUN SOUVEREINE RECHTEN DEFINITIEF ZIJN BEPERKT .

4 . DE COMMISSIE HEEFT DE PLICHT ERVOOR TE WAKEN, DAT DE LID-STATEN DE HUN DOOR HET VERDRAG OPGELEGDE VERBINTENISSEN, DIE HEN IN HUN HOEDANIGHEID VAN STATEN BINDEN DOCH DIE VOOR DE BURGERS GEEN RECHTEN SCHEPPEN, NALEVEN, DOCH DEZE VERPLICHTING VAN DE COMMISSIE GEEFT DE BURGERS NIET HET RECHT ZICH, IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT, VIA ARTIKEL 177 OP EEN VERZUIM VAN DE BETROKKEN STAAT OF VAN DE COMMISSIE TE BEROEPEN .

5 . ARTIKEL 102 VAN HET E.E.G.-VERDRAG BEVAT GEEN BEPALINGEN, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPPEN, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD .

6 . ARTIKEL 93 VAN HET E.E.G.-VERDRAG BEVAT GEEN BEPALINGEN, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPPEN, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD .

7 . EEN KRACHTENS HET E.E.G.-VERDRAG OP DE LID-STATEN RUSTENDE VERPLICHTING, WAARBIJ GEEN VOORBEHOUD IS GEMAAKT EN VOOR WIER UITVOERING OF WERKING GEEN MAATREGELEN VAN DE STATEN OF DE COMMISSIE NODIG ZIJN, IS RECHTENS PERFECT EN HEEFT BIJGEVOLG DIRECTE WERKING VOOR DE RECHTSBETREKKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN EN DE JUSTITIABELEN . EEN DERGELIJKE VERPLICHTING IS IN DE RECHTSORDE DER STATEN OPGENOMEN, IS IN DE LID-STATEN DWINGEND RECHT EN IS RECHTSTREEKS VAN TOEPASSING OP HUN ONDERDANEN, VOOR WIE HET RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD .

8 . ARTIKEL 53 VAN HET E.E.G.-VERDRAG IS EEN BEPALING VAN GEMEENSCHAPSRECHT, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD .

9 . VOOR DE NALEVING VAN ARTIKEL 53 VAN HET E.E.G.-VERDRAG IS HET VOLDOENDE DAT DE VESTIGING VAN DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN NIET DOOR NIEUWE VOORSCHRIFTEN AAN STRENGERE BEPALINGEN WORDT ONDERWORPEN DAN VOOR DE EIGEN ONDERDANEN GELDEN, ZULKS ONGEACHT HET OP DE ONDERNEMINGEN TOEPASSELIJKE RECHT .

10 . ARTIKEL 37, LID 2, VAN HET E.E.G.-VERDRAG IS EEN BEPALING VAN GEMEENSCHAPSRECHT, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD .

11 . ARTIKEL 37, LID 2, VAN HET E.E.G.-VERDRAG HEEFT TEN DOEL, NIEUWE MAATREGELEN, WELKE MET DE BEGINSELEN VAN ARTIKEL 37, LID 1, IN STRIJD ZIJN, TE VERBIEDEN : D.W.Z . IEDERE MAATREGEL, DIE EEN DISCRIMINATIE TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN BEOOGT OF TOT GEVOLG HEEFT, WAT DE VOORWAARDEN VAN DE VOORZIENING EN AFZET BETREFT, ZULKS DOOR MIDDEL VAN MONOPOLIES OF LICHAMEN, DIE BETREKKING HEBBEN OP DE HANDEL IN EEN PRODUKT DAT VOORWERP VAN CONCURRENTIE EN VAN HET RUILVERKEER TUSSEN DE LID-STATEN KAN ZIJN EN DIE VOORTS IN DIT RUILVERKEER EEN ROL VAN GEWICHT VERVULLEN .

OP DE RECHTER IN DE HOOFDZAAK RUST DE TAAK, VAN GEVAL TOT GEVAL TE BEOORDELEN OF DE DESBETREFFENDE SECTOR VAN HET ECONOMISCH LEVEN BETREKKING HEEFT OP EEN PRODUKT DAT, UIT DE AARD DER ZAAK EN GELET OP DE TECHNISCHE OF INTERNATIONALE VEREISTEN DIE VOOR DIT PRODUKT GELDEN, IN DE IN - EN UITVOERHANDEL TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN EEN ROL VAN GEWICHT KAN VERVULLEN .

Partijen


IN DE ZAAK 6-64 :

BETREFFENDE EEN VERZOEK WAARMEDE DE GUIDICE CONCILIATORE TE MILAAN ZICH OP GROND VAN ARTIKEL 177 VAN HET E.E.G.-VERDRAG TOT HET HOF VAN JUSTITIE HEEFT GEWEND, TEN EINDE IN HET AANHANGIGE GEDING :

FLAMINIO COSTA,

WONENDE TE MILAAN,

TEGEN

E.N.E.L . ( ENTE NAZIONALE ENERGIA ELETTRICA ),

Onderwerp


EEN PREJUDICIELE BESLISSING TE VERKRIJGEN OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 102, 93, 53 EN 37 VAN HET E.E.G.-VERDRAG,

Overwegingen van het arrest


OVERWEGENDE DAT IN EEN BESCHIKKING VAN 16 JANUARI 1964, WAARVAN OVEREENKOMSTIG DE VOORSCHRIFTEN KENNIS IS GEGEVEN AAN HET HOF, DE GIUDICE CONCILIATORE TE MILAAN, "GELET OP ARTIKEL 177 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE E.E.G . VAN 25 MAART 1957, OPGENOMEN IN DE ITALIAANSE RECHTSORDE BIJ DE WET NO . 1203 VAN 14 OKTOBER 1957 EN OVERWEGENDE DAT DE WET NO . 1643 VAN 6 DECEMBER 1962 EN DE DAAROP VOLGENDE PRESIDENTIELE BESLUITEN .... DE ARTIKELEN 102, 93, 53 EN 37 VAN GENOEMD VERDRAG SCHENDEN", HET GEDING HEEFT GESCHORST EN TOEZENDING VAN DE STUKKEN AAN HET HOF HEEFT BEVOLEN;

TEN AANZIEN VAN DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 177

FORMULERING VAN HET VERZOEK

OVERWEGENDE DAT TEN PROCESSE IS GESTELD, DAT HET ONDERHAVIGE ONDERZOEK TEN DOEL HEEFT, LANGS DE WEG VAN ARTIKEL 177 EEN UITSPRAAK TE VERKRIJGEN OMTRENT DE VRAAG OF EEN ZEKERE NATIONALE WET IN OVEREENSTEMMING IS MET HET VERDRAG;

OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 177 DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES, WAARVAN DE BESLISSINGEN, ZOALS IN HET ONDERHAVIGE GEVAL, NIET VATBAAR ZIJN VOOR HOGERE VOORZIENING, ZICH TOT HET HOF MOETEN WENDEN MET HET VERZOEK, BIJ WIJZE VAN PREJUDICIELE BESLISSING EEN UITSPRAAK TE DOEN OVER "DE UITLEGGING VAN DIT VERDRAG", WANNEER "EEN VRAAG TE DIEN AANZIEN WORDT OPGEWORPEN" IN EEN BIJ HEN AANHANGIGE ZAAK;

DAT HET HOF - ANDERS DAN BIJ EEN BEROEP EX ARTIKEL 169 HET GEVAL IS - OP GROND VAN ARTIKEL 177 HET VERDRAG NIET OP EEN CONCREET GEVAL KAN TOEPASSEN NOCH KAN BESLISSEN OVER VRAGEN BETREFFENDE DE OVEREENSTEMMING VAN INTERNE RECHTSVOORSCHRIFTEN MET HET VERDRAG;

DAT DAAROM, WANNEER DE UITSPRAAK VAN DE NATIONALE RECHTER ONDUIDELIJK IS GEFORMULEERD, HET HOF BEVOEGD IS DAARVAN ALLEEN DIE VRAGEN TE BEHANDELEN, WELKE DE UITLEGGING VAN HET VERDRAG BETREFFEN;

DAT HET HOF DERHALVE IN HET ONDERHAVIGE GEVAL GEEN UITSPRAAK KAN DOEN OVER DE VRAAG OF EEN BEPAALDE ITALIAANSE WET IN OVEREENSTEMMING IS MET HET VERDRAG, DOCH UITSLUITEND EEN UITLEGGING KAN GEVEN VAN BOVENGENOEMDE ARTIKELEN, DAARBIJ REKENING HOUDEND MET DE DOOR DE GIUDICE CONCILIATORE VERMELDE RECHTSFEITEN;

OVERBODIGHEID VAN DE GEVRAAGDE UITLEGGING

OVERWEGENDE DAT TEN PROCESSE IS GESTELD, DAT DE DOOR DE GIUDICE CONCILIATORE TE MILAAN VERZOCHTE UITLEGGING VAN HET VERDRAG IRRELEVANT IS VOOR DE BESLISSINGEN VAN HET AANHANGIGE GESCHIL;

OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 177, DAT IS GEBASEERD OP EEN DUIDELIJKE SCHEIDING VAN BEVOEGDHEDEN TUSSEN DE NATIONALE RECHTER EN HET HOF, DIT LAATSTE NIET TOESTAAT EEN ONDERZOEK NAAR DE FEITEN IN TE STELLEN, NOCH DE BEWEEGREDENEN VAN DE OORSPRONKELIJKE RECHTER EN HET DOEL VAN ZIJN VERZOEK TE TOETSEN;

VERPLICHTING VOOR DE RECHTER TOT TOEPASSING VAN DE NATIONALE WET

OVERWEGENDE DAT DE ITALIAANSE REGERING ZICH HEEFT BEROEPEN OP "ABSOLUTE NIET-ONTVANKELIJKHEID" VAN HET VERZOEK VAN DE GIUDICE CONCILIATORE, DAARTOE STELLENDE DAT DE NATIONALE RECHTER, DIE GEHOUDEN IS DE INTERNE WET TOE TE PASSEN, TER ZAKE NIET BEVOEGD IS GEBRUIK TE MAKEN VAN ARTIKEL 177;

OVERWEGENDE DAT HET E.E.G.-VERDRAG, ANDERS DAN MET GEWONE INTERNATIONALE VERDRAGEN HET GEVAL IS, EEN EIGEN RECHTSORDE IN HET LEVEN HEEFT GEROEPEN, DIE BIJ DE INWERKINGTREDING VAN HET VERDRAG IN DE RECHTSORDE DER LID-STATEN IS OPGENOMEN EN WAARMEDE DE NATIONALE RECHTERS REKENING DIENEN TE HOUDEN;

DAT NAMELIJK DE LID-STATEN - DOOR VOOR ONBEPAALDE TIJD EEN GEMEENSCHAP OP TE RICHTEN, VOORZIEN VAN EIGEN ORGANEN, VAN RECHTSPERSOONLIJKHEID EN HANDELINGSBEVOEGDHEID, VAN VERTEGENWOORDIGINGSBEVOEGDHEID OP HET INTERNATIONALE VLAK, EN IN HET BIJZONDER VAN PRAKTISCHE BEVOEGDHEDEN ( DIT LAATSTE TEN GEVOLGE VAN HET FEIT DAT DE STATEN HUN BEVOEGDHEDEN HEBBEN INGEPERKT OF AAN DE GEMEENSCHAP HEBBEN OVERGEDRAGEN ) - HUN SOUVEREINITEIT, ZIJ HET OP EEN BEPERKT TERREIN, HEBBEN BEGRENSD EN DERHALVE EEN RECHTSSTELSEL IN HET LEVEN HEBBEN GEROEPEN, DAT BINDEND IS ZOWEL VOOR HUN ONDERDANEN ALS VOOR HENZELF;

OVERWEGENDE DAT DEZE OPNEMING IN HET RECHT DER LID-STATEN VAN UIT GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE BRON VOORTKOMENDE RECHTSREGELS EN, MEER IN HET ALGEMEEN, DE GEEST EN DE INHOUD VAN HET VERDRAG, TOT GEVOLG HEBBEN DAT DE STATEN TEGEN DE RECHTSORDE, DIE ZIJ OP BASIS VAN WEDERKERIGHEID HEBBEN AANVAARD, NIET KUNNEN INGAAN MET EEN LATER, EENZIJDIG AFGEKONDIGD WETTELIJK VOORSCHRIFT; DAT EEN DERGELIJK VOORSCHRIFT DERHALVE NIET BOVEN DE RECHTSORDE VAN DE GEMEENSCHAP KAN WORDEN GESTELD;

DAT, INDIEN DE WERKING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT VAN STAAT TOT STAAT ZOU VERSCHILLEN OP GROND VAN LATERE NATIONALE WETTEN, DIT DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG, BEDOELD IN ARTIKEL 5, LID 2, IN GEVAAR ZOU BRENGEN EN EEN BIJ ARTIKEL 7 VERBODEN DISCRIMINATIE IN HET LEVEN ZOU ROEPEN;

DAT DE VERPLICHTINGEN, NEERGELEGD IN HET VERDRAG WAARBIJ DE GEMEENSCHAP IS OPGERICHT, NIET ABSOLUUT, DOCH SLECHTS VOORWAARDELIJK ZOUDEN GELDEN, WANNEER DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN ZICH DOOR MIDDEL VAN LATERE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN AAN DE INACHTNEMING DAARVAN ZOUDEN KUNNEN ONTTREKKEN;

DAT DE GEVALLEN, WAARIN DE STATEN HET RECHT HEBBEN EENZIJDIG OP TE TREDEN, UITDRUKKELIJK ZIJN GENOEMD ( BIJV . DE ARTIKELEN 15, 93, LID 3, 223 TOT 225 );

DAT ANDERZIJDS DE VERZOEKEN VAN DE STATEN OM VAN HET VERDRAG TE MOGEN AFWIJKEN AAN BEPAALDE GOEDKEURINGSVOORSCHRIFTEN ZIJN ONDERWORPEN ( BIJV . DE ARTIKELEN 8, LID 4, 17, LID 4, 25, 26, 73, 93, LID 2, 3E ALINEA, EN 226 ), DIE VAN IEDERE BETEKENIS ZOUDEN ZIJN ONTBLOOT, WANNEER DE STATEN ZICH EENVOUDIGWEG DOOR MIDDEL VAN EEN WET AAN HUN VERPLICHTINGEN ZOUDEN KUNNEN ONTTREKKEN;

OVERWEGENDE DAT DE VOORRANG VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT WORDT BEVESTIGD DOOR ARTIKEL 189, BEPALEND DAT DE VERORDENINGEN VERBINDEND ZIJN EN RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK IN ELK VAN DE LID-STATEN;

DAT DEZE BEPALING, DIE ZONDER ENIG VOORBEHOUD IS NEERGESCHREVEN, VAN IEDERE BETEKENIS ZOU ZIJN ONTBLOOT INDIEN EEN STAAT DE GEVOLGEN ERVAN EENZIJDIG ZOU KUNNEN TE NIET DOEN DOOR EEN WETTELIJK VOORSCHRIFT UIT TE VAARDIGEN, DAT BOVEN DE GEMEENSCHAPSBEPALINGEN UIT ZOU GAAN;

OVERWEGENDE DAT UIT HET BOVENSTAANDE VOLGT DAT HET VERDRAGSRECHT, DAT UIT EEN AUTONOME BRON VOORTVLOEIT, OP GROND VAN ZIJN BIJZONDER KARAKTER NIET DOOR ENIG VOORSCHRIFT VAN NATIONAAL RECHT OPZIJ KAN WORDEN GEZET, ZONDER ZIJN GEMEENSCHAPSRECHTELIJK KARAKTER TE VERLIEZEN EN ZONDER DAT DE RECHTSGROND VAN DE GEMEENSCHAP ZELF DAARDOOR WORDT AANGETAST;

DAT, WAAR DE LID-STATEN DE RECHTEN EN PLICHTEN DIE UIT DE VERDRAGSBEPALINGEN VOORTVLOEIEN AAN DE RECHTSORDE VAN DE GEMEENSCHAP HEBBEN OVERGEDRAGEN, DIT IMPLICEERT DAT HUN SOUVEREINE RECHTEN DEFINITIEF ZIJN BEPERKT, ZODAT LATERE EENZIJDIG AFGEKONDIGDE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN, DIE TEGEN HET STELSEL VAN DE GEMEENSCHAP INGAAN, IEDERE WERKING ONTBEREN;

DAT ARTIKEL 177 DERHALVE, ONGEACHT ENIGE NATIONALE WET, STEEDS TOEPASSING DIENT TE VINDEN WANNEER EEN VRAAG RIJST MET BETREKKING TOT DE UITLEGGING VAN HET VERDRAG;

OVERWEGENDE DAT HET VERZOEK VAN DE GIUDICE CONCILIATORE IN DE EERSTE PLAATS IS GERICHT OP DE VRAAG, OF DE ARTIKELEN 102, 93, 53 EN 37 DIRECTE WERKING HEBBEN EN VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPPEN, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD, EN, ZO JA, WELKE BETEKENIS AAN DEZE ARTIKELEN TOEKOMT;

TEN AANZIEN VAN DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 102

OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 102 BEPAALT, DAT "WANNEER ER AANLEIDING BESTAAT, TE VREZEN" DAT DE AANNEMING VAN EEN WETTELIJK VOORSCHRIFT EEN "DISTORSIE" VEROORZAAKT, DE LID-STAAT DIE DAARTOE WENST OVER TE GAAN "DE COMMISSIE RAADPLEEGT", WAAROP DE COMMISSIE DE STATEN PASSENDE MAATREGELEN AANBEVEELT OM DE GEVREESDE DISTORSIE TE VOORKOMEN;

OVERWEGENDE DAT DIT ARTIKEL, DAT IS VERVAT IN HET HOOFDSTUK "DE AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN", TEN DOEL HEEFT ERVOOR TE WAKEN DAT DE VERSCHILLEN, WELKE DE NATIONALE WETGEVINGEN UIT HET OOGPUNT VAN DE DOELEINDEN VAN HET VERDRAG VERTONEN, NIET WORDEN VERGROOT;

DAT DE LID-STATEN HIERMEDE HUN HANDELINGSVRIJHEID HEBBEN BEPERKT, DOOR ZICH VRIJWILLIG AAN EEN CONSULTATIEVE PROCEDURE TE ONDERWERPEN;

DAT DE LID-STATEN, DOOR ZICH UITDRUKKELIJK TE VERPLICHTEN DE COMMISSIE VOORAF TE RAADPLEGEN IN ELK GEVAL WAARIN HUN ONTWERPEN VAN WETGEVING EEN - ZIJ HET SLECHTS GERING - GEVAAR VOOR DISTORSIES KUNNEN DOEN ONTSTAAN, DERHALVE TEN OPZICHTE VAN DE GEMEENSCHAP EEN VERBINTENIS OP ZICH HEBBEN GENOMEN, DIE HEN IN HUN HOEDANIGHEID VAN STATEN BINDT, DOCH DIE VOOR DE BURGERS GEEN RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD;

OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE HARERZIJDS GEHOUDEN IS OP DE NALEVING VAN DIT ARTIKEL TOE TE ZIEN, DOCH DAT DEZE VERPLICHTING DE BURGERS NIET HET RECHT GEEFT ZICH, IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT, VIA ARTIKEL 177 OP EEN VERZUIM VAN DE BETROKKEN STAAT OF VAN DE COMMISSIE TE BEROEPEN;

TEN AANZIEN VAN DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 93

OVERWEGENDE DAT DE LEDEN 1 EN 2 VAN ARTIKEL 93 BEPALEN, DAT DE COMMISSIE "TE ZAMEN MET DE LID-STATEN IN DIE STATEN BESTAANDE STEUNREGELINGEN AAN EEN VOORTDUREND ONDERZOEK" ONDERWERPT, ZULKS TEN EINDE "DE DIENSTIGE MAATREGELEN ( TE TREFFEN ) WELKE ... DE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT VEREIST";

DAT HET DERDE LID VAN ARTIKEL 93 BEPAALT, DAT DE COMMISSIE "VAN ELK VOORNEMEN TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN TIJDIG OP DE HOOGTE ( WORDT ) GEBRACHT", TERWIJL DE BETROKKEN LID-STAAT DE VOORGENOMEN MAATREGELEN NIET TOT UITVOERING KAN BRENGEN ALVORENS DE VOORSCHREVEN PROCEDURE, EN IN VOORKOMEND GEVAL DE PROCEDURE VOOR HET HOF, TE HEBBEN UITGEPUT;

OVERWEGENDE DAT DEZE BEPALINGEN, WELKE ZIJN OPGENOMEN IN DE AFDELING VAN HET VERDRAG GETITELD "STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN", TEN DOEL HEBBEN DE BESTAANDE STEUNMAATREGELEN GELEIDELIJK UIT DE WEG TE RUIMEN EN VOORTS ERVOOR TE WAKEN , DAT DOOR MIDDEL VAN INTERNE VOORSCHRIFTEN VAN DE LID-STATEN GEEN NIEUWE STEUNMAATREGELEN WORDEN INGEVOERD, "IN WELKE VORM OOK", WELKE AL DAN NIET RECHTSTREEKS TOT GEVOLG KUNNEN HEBBEN, DAT BEPAALDE ONDERNEMINGEN OF BEPAALDE PRODUKTEN MERKBAAR WORDEN BEVOORDEELD EN DAT DERHALVE DE MEDEDINGING ONGUNSTIG WORDT BEƔNVLOED OF DREIGT TE WORDEN BEƔNVLOED;

DAT DE STATEN IN ARTIKEL 92 HEBBEN ERKEND, DAT DE BEDOELDE STEUNMAATREGELEN NIET IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT EN ZICH DERHALVE STILZWIJGEND HEBBEN VERBONDEN, BUITEN DE IN HET VERDRAG GENOEMDE UITZONDERINGEN GEEN STEUNMAATREGELEN IN TE VOEREN; DAT ZIJ EVENWEL IN ARTIKEL 93 SLECHTS ZIJN OVEREENGEKOMEN, ZICH ZOWEL VOOR DE AFSCHAFFING VAN DE BESTAANDE ALS VOOR DE INVOERING VAN NIEUWE STEUNMAATREGELEN AAN VASTE REGELS TE ONDERWERPEN;

DAT DE STATEN, DOOR ZICH ZO UITDRUKKELIJK TE VERBINDEN, DE COMMISSIE "TIJDIG" VAN HUN PLANNEN VOOR STEUNMAATREGELEN OP DE HOOGTE TE STELLEN, EN DOOR ZICH VRIJWILLIG AAN DE VOORSCHRIFTEN VAN ARTIKEL 93 TE ONDERWERPEN, DERHALVE TEN OPZICHTE VAN DE GEMEENSCHAP EEN VERBINTENIS OP ZICH HEBBEN GENOMEN, DIE HEN IN HUN HOEDANIGHEID VAN STATEN BINDT, DOCH DIE VOOR DE BURGERS GEEN RECHTEN SCHEPT, MET UITZONDERING VAN DE LAATSTE ZIN VAN LID 3 VAN GENOEMD ARTIKEL, DAT IN CASU NIET AAN DE ORDE IS;

OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE HARERZIJDS GEHOUDEN IS OP DE NALEVING VAN DIT ARTIKEL TOE TE ZIEN - DAT HAAR OOK VERPLICHT, TE ZAMEN MET DE LID-STATEN DE BESTAANDE STEUNMAATREGELEN AAN EEN VOORTDUREND ONDERZOEK TE ONDERWERPEN -, DOCH DAT DEZE VERPLICHTING DE BURGERS NIET HET RECHT GEEFT ZICH, IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT, VIA ARTIKEL 177 OP EEN VERZUIM VAN DE BETROKKEN STAAT OF VAN DE COMMISSIE TE BEROEPEN;

TEN AANZIEN VAN DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 53

OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 53 BEPAALT, DAT DE LID-STATEN OP ZICH NEMEN, VOOR ZOVER IN HET VERDRAG NIET ANDERS IS BEPAALD, GEEN NIEUWE BEPERKINGEN IN TE VOEREN MET BETREKKING TOT DE VESTIGING OP HUN GRONDGEBIED VAN ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN;

DAT DE VERPLICHTING, DIE DE STATEN HIERMEDE OP ZICH HEBBEN GENOMEN, ZICH JURIDISCH OPLOST IN EEN VERPLICHTING OM IETS NA TE LATEN;

DAT BIJ DEZE VERPLICHTING GEEN VOORBEHOUD IS GEMAAKT EN VOOR HAAR UITVOERING OF WERKING GEEN MAATREGELEN VAN DE STATEN OF DE COMMISSIE NODIG ZIJN;

DAT ZIJ DERHALVE VOLLEDIG RECHTENS PERFECT IS EN BIJGEVOLG DIRECTE WERKING HEEFT VOOR DE RECHTSBETREKKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN;

OVERWEGENDE DAT EEN ZO NADRUKKELIJK VERBOD, DAT BIJ DE INWERKINGTREDING VAN HET VERDRAG IN DE GEHELE GEMEENSCHAP VAN KRACHT IS GEWORDEN EN DERHALVE IN DE RECHTSORDE DER STATEN IS OPGENOMEN, IN DE LID-STATEN DWINGEND RECHT IS EN RECHTSTREEKS VAN TOEPASSING IS OP HUN ONDERDANEN, VOOR WIE HET RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD;

OVERWEGENDE DAT DE GEVRAAGDE UITLEGGING VAN ARTIKEL 53 ERTOE DWINGT, DIT ARTIKEL TE BESCHOUWEN IN HET LICHT VAN HET HOOFDSTUK OVER HET RECHT VAN VESTIGING, WAARVAN HET DEEL UITMAAKT;

DAT IN DIT HOOFDSTUK IN ARTIKEL 52 IS BEPAALD, DAT DE "BEPERKINGEN VAN DE VRIJHEID VAN VESTIGING VOOR ONDERDANEN VAN EEN LID-STAAT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT" GELEIDELIJK WORDEN OPGEHEVEN, WAARNA ARTIKEL 53 VOORSCHRIJFT, DAT DE LID-STATEN GEEN "NIEUWE BEPERKINGEN INVOEREN MET BETREKKING TOT DE VESTIGING OP HUN GRONDGEBIED VAN ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN";

DAT DAAROM DE VRAAG RIJST, WELKE GRENZEN AAN DE VRIJHEID VAN VESTIGING VAN DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN ZIJN GESTELD;

DAT ARTIKEL 52, LID 2, OP DEZE VRAAG ANTWOORD GEEFT DOOR TE BEPALEN, DAT DEZE VRIJHEID "DE TOEGANG TOT WERKZAAMHEDEN ANDERS DAN IN LOONDIENST" OMVAT, ALSMEDE DE OPRICHTING EN HET BEHEER VAN ONDERNEMINGEN "OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN WELKE DOOR DE WETGEVING VAN HET LAND VAN VESTIGING VOOR DE EIGEN ONDERDANEN ZIJN VASTGESTELD";

DAT VOOR DE NALEVING VAN ARTIKEL 53 DERHALVE VOLDOENDE IS, DAT DE VESTIGING VAN DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN NIET DOOR NIEUWE VOORSCHRIFTEN AAN STRENGERE BEPALINGEN WORDT ONDERWORPEN DAN VOOR DE EIGEN ONDERDANEN GELDEN, ZULKS ONGEACHT HET OP DE ONDERNEMINGEN TOEPASSELIJKE RECHT;

TEN AANZIEN VAN DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 37

OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 37, LID 1, BEPAALT, DAT DE LID-STATEN HUN "NATIONALE MONOPOLIES VAN COMMERCIELE AARD" GELEIDELIJK AANPASSEN, TEN EINDE DISCRIMINATIES TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN, WAT DE VOORWAARDEN VAN DE VOORZIENING EN AFZET BETREFT, UIT TE SLUITEN;

DAT HET TWEEDE LID VAN DIT ARTIKEL VOORTS DE LID-STATEN DE VERPLICHTING OPLEGT, ZICH VAN NIEUWE MAATREGELEN, WELKE MET HET EERSTE LID IN STRIJD ZIJN, TE ONTHOUDEN;

OVERWEGENDE DAT DE STATEN DERHALVE EEN DUBBELE VERPLICHTING OP ZICH HEBBEN GENOMEN : DE ENE POSITIEF EN GERICHT OP DE AANPASSING DER NATIONALE MONOPOLIES, DE ANDERE NEGATIEF EN GERICHT OP HET VERMIJDEN VAN NIEUWE MAATREGELEN;

DAT HET PREJUDICIELE VERZOEK STREKT TOT UITLEGGING VAN DEZE TWEEDE VERPLICHTING, ALSMEDE ( VOOR ZOVER IN DIT VERBAND NODIG ) VAN BEPAALDE ASPECTEN VAN DE EERSTE;

OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 37, LID 2, EEN ONVOORWAARDELIJK VERBOD BEVAT, DERHALVE EEN VERPLICHTING NIET OM IETS TE DOEN, DOCH OM IETS NA TE LATEN;

DAT DEZE VERPLICHTING MET GEEN ENKEL VOORBEHOUD IS VOORZIEN , WAARDOOR ZIJN WERKING AFHANKELIJK ZOU WORDEN GESTELD VAN NADERE BEPALINGEN VAN NATIONAAL RECHT;

DAT DIT VERBOD ER ZICH KRACHTENS ZIJN AARD GEHEEL TOE LEENT DIRECTE WERKING TE VERLANGEN IN DE RECHTSBETREKKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN;

OVERWEGENDE DAT EEN MET ZOVEEL NADRUK UITGESPROKEN VERBOD, DAT BIJ DE INWERKINGTREDING VAN HET VERDRAG IN DE GEHELE GEMEENSCHAP VAN KRACHT IS GEWORDEN EN DERHALVE IN DE RECHTSORDE DER STATEN IS OPGENOMEN, IN DE LID-STATEN DWINGEND RECHT IS EN RECHTSTREEKS VAN TOEPASSING IS OP HUN ONDERDANEN, VOOR WIE HET RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD;

OVERWEGENDE DAT DE GEVRAAGDE UITLEGGING VAN ARTIKEL 37 ERTOE DWINGT, GEZIEN DE INGEWIKKELDHEID VAN DE TEKST EN GEZIEN HET ONDERLINGE VERBAND TUSSEN DE LEDEN 1 EN 2, DEZE LEDEN TE BESCHOUWEN IN HET LICHT VAN HET HOOFDSTUK WAARVAN ZIJ DEEL UITMAKEN;

DAT DIT HOOFDSTUK IS GETITELD "AFSCHAFFING VAN DE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN";

OVERWEGENDE DAT DE VERWIJZING IN ARTIKEL 37, LID 2, NAAR DE "IN LID 1 VERMELDE BEGINSELEN" DERHALVE TEN DOEL HEEFT TE BELETTEN DAT, WAT DE VOORWAARDEN VAN DE VOORZIENING EN AFZET BETREFT NIEUWE "DISCRIMINATIES TUSSEN DE ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN" WORDEN INGEVOERD;

DAT, NADAT ALDUS HET DOEL IS OMSCHREVEN, ARTIKEL 37, LID 1, DE MIDDELEN NOEMT WAARDOOR DIT DOEL EVENTUEEL ZOU KUNNEN WORDEN VERIJDELD, ZULKS TEN EINDE DEZE MIDDELEN TE VERBIEDEN;

DAT KRACHTENS DE VERWIJZING IN ARTIKEL 37, LID 2, DERHALVE ALLE NIEUWE MONOPOLIES OF LICHAMEN, BEDOELD IN ARTIKEL 37, LID 1, VERBODEN ZIJN, VOOR ZOVER ZIJ BESTEMD ZIJN, WAT DE VOORWAARDEN VAN DE VOORZIENING EN AFZET BETREFT, NIEUWE DISCRIMINATIES IN TE VOEREN;

DAT DE RECHTER IN HET GRONDGEDING DAAROM IN DE EERSTE PLAATS ZAL MOETEN ONDERZOEKEN, OF BOVENGENOEMD DOEL INDERDAAD IN GEVAAR IS GEBRACHT, D.W.Z . OF DE LITIGIEUZE MAATREGEL VOORZIET IN OF AANLEIDING KAN GEVEN TOT EEN NIEUWE DISCRIMINATIE TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN, WAT DE VOORWAARDEN VAN DE VOORZIENING EN AFZET BETREFT;

OVERWEGENDE DAT VOORTS REKENING DIENT TE WORDEN GEHOUDEN MET DE MIDDELEN, GENOEMD IN ARTIKEL 37, LID 1;

DAT DEZE BEPALING DE INVOERING VERBIEDT, NIET VAN NATIONALE MONOPOLIES IN HET ALGEMEEN, DOCH VAN NATIONALE MONOPOLIES "VAN COMMERCIELE AARD", ZULKS VOOR ZOVER DEZE TOT DE GENOEMDE DISCRIMINATIES AANLEIDING KUNNEN GEVEN;

DAT DEZE BEPALINGEN VAN TOEPASSING ZIJN OP DIE NATIONALE MONOPOLIES EN LICHAMEN, DIE BETREKKING HEBBEN OP DE HANDEL IN EEN PRODUKT DAT VOORWERP VAN CONCURRENTIE EN VAN HET RUILVERKEER TUSSEN DE LID-STATEN KAN ZIJN; EN DIE VOORTS IN DIT RUILVERKEER EEN ROL VAN GEWICHT VERVULLEN;

DAT OP DE RECHTER IN DE HOOFDZAAK DE TAAK RUST, VAN GEVAL TOT GEVAL TE BEOORDELEN OF DE DESBETREFFENDE SECTOR VAN HET ECONOMISCH LEVEN BETREKKING HEEFT OP EEN PRODUKT DAT, UIT DE AARD DER ZAAK EN GELET OP DE TECHNISCHE OF INTERNATIONALE VEREISTEN DIE VOOR DIT PRODUKT GELDEN, IN DE IN - EN UITVOERHANDEL TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN EEN ROL VAN GEWICHT KAN VERVULLEN;

Beslissing inzake de kosten


OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN, GEMAAKT DOOR DE COMMISSIE VAN DE E.E.G . EN DE ITALIAANSE REGERING, WELKE TER ZAKE HUN OPMERKINGEN AAN HET HOF HEBBEN DOEN TOEKOMEN, NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN;

DAT DE ONDERHAVIGE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN HET KARAKTER DRAAGT VAN EEN INCIDENT IN HET VOOR DE GIUDICE CONCILIATORE TE MILAAN TUSSEN HEN AANHANGIGE GEDING;

DAT DERHALVE DE BESLISSING OVER DE GEMAAKTE KOSTEN BIJ DEZE RECHTER MOET VERBLIJVEN;

GEZIEN DE PROCESSTUKKEN;

GEHOORD HET RAPPORT VAN DE RECHTER-RAPPORTEUR;

GEHOORD DE MONDELINGE TOELICHTING VAN PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK, VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN VAN DE ITALIAANSE REGERING;

GEHOORD DE CONCLUSIES VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL;

GELET OP DE ARTIKELEN 37, 53, 93, 102 EN 177 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP;

GELET OP HET PROTOCOL BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP;

GELET OP HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Dictum


BESLIST

HET HOF VAN JUSTITIE

UITSPRAAK DOENDE OVER DE EX ARTIKEL 177 OPGEWORPEN EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID :

DE DOOR DE GIUDICE CONCILIATORE TE MILAAN OP GROND VAN ARTIKEL 177 GESTELDE VRAGEN ZIJN ONTVANKELIJK VOOR ZOVER ZIJ BETREKKING HEBBEN OP DE UITLEGGING VAN HET E.E.G.-VERDRAG, WAAR LATERE, EENZIJDIG AFGEKONDIGDE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN NIET BOVEN DE RECHTSREGELS VAN DE GEMEENSCHAP KUNNEN WORDEN GESTELD,

EN UITSPRAAK DOENDE OVER DE GESTELDE VRAGEN :

1 . ARTIKEL 102 BEVAT GEEN BEPALINGEN, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPPEN, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD;

2 . ARTIKEL 93, VOOR ZOVER IN CASU VAN BELANG, BEVAT EVENMIN BEPALINGEN, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPPEN, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD;

3 . ARTIKEL 53 IS EEN BEPALING VAN GEMEENSCHAPSRECHT, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD . HET ARTIKEL VERBIEDT NIEUWE MAATREGELEN, WELKE TEN DOEL HEBBEN, DE VESTIGING VAN ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN AAN STRENGERE BEPALINGEN TE ONDERWERPEN DAN VOOR EIGEN ONDERDANEN GELDEN, ZULKS ONGEACHT HET OP DE ONDERNEMINGEN TOEPASSELIJKE RECHT;

4 . ARTIKEL 37, LID 2, IS EEN BEPALING VAN GEMEENSCHAPSRECHT, DIE VOOR DE BURGERS RECHTEN SCHEPT, WELKER HANDHAVING AAN DE NATIONALE RECHTERS KAN WORDEN GEVRAAGD . BINNEN HET KADER VAN DE GESTELDE VRAAG HEEFT DEZE BEPALING TEN DOEL, NIEUWE MAATREGELEN, WELKE MET DE BEGINSELEN VAN ARTIKEL 37, LID 1, IN STRIJD ZIJN, TE VERBIEDEN : D.W.Z . IEDERE MAATREGEL, DIE EEN DISCRIMINATIE TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN BEOOGT OF TOT GEVOLG HEEFT, WAT DE VOORWAARDEN VAN DE VOORZIENING EN AFZET BETREFT, ZULKS DOOR MIDDEL VAN MONOPOLIES OF LICHAMEN, DIE BETREKKING HEBBEN OP DE HANDEL IN EEN PRODUKT DAT VOORWERP VAN CONCURRENTIE EN VAN HET RUILVERKEER TUSSEN DE LID-STATEN KAN ZIJN EN DIE VOORTS IN DIT RUILVERKEER EEN ROL VAN GEWICHT VERVULLEN;

DE UITSPRAAK TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN BLIJFT AAN DE GIUDICE CONCILITORE TE MILAAN VOORBEHOUDEN .