Avis juridique important
ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 15 MAART 1989. - PHILIPPE LAMBERT TEGEN DIRECTEUR DES SERVICES FISCAUX DE L'ORNE. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE ARGENTAN. - BTW - SPEELAUTOMATEN. - GEVOEGDE ZAKEN 317/86, 48, 49, 285, 363-367/87, 65 EN 78-80/88.
Jurisprudentie 1989 bladzijde 00787
Pub.RJ bladzijde Pub somm
Samenvatting
Partijen
Dictum
++++
1 . Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Heffing van andere nationale belastingen met het karakter van omzetbelasting, over aan BTW onderworpen handelingen - Ontoelaatbaarheid
( Richtlijn 77/388 van de Raad, artikel 33 )
2 . Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Belastingen met karakter van omzetbelasting - Vast tarief, op grondslag van terbeschikkingstelling van een goed aan publiek - Beoordelingscriteria
( Richtlijn 77/388 van de Raad, artikel 33 )
3 . Fiscale bepalingen - Binnenlandse belastingen - Artikel 95 EEG-Verdrag - Werkingssfeer - Belastingen op gebruik van ingevoerde goederen - Daaronder begrepen - Voorwaarden
( EEG-Verdrag, artikel 95 )
4 . Fiscale bepalingen - Binnenlandse belastingen - Stelsel van gedifferentieerde belasting - Progressieve belasting op speelautomaten - Toelaatbaarheid - Voorwaarden
( EEG-Verdrag, artikel 95 )
5 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Artikel 30 EEG-Verdrag - Werkingssfeer - Maatregelen vallend onder artikel 95 - Daarvan uitgesloten
( EEG-Verdrag, artikelen 30 en 95 )
1 . Artikel 33 van de Zesde richtlijn ( 77/388/EEG ) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd, dat de Lid-Staten sedert de invoering van het gemeenschappelijk BTW-stelsel de onder de BTW vallende leveringen van goederen, dienstverrichtingen of importen niet meer mogen belasten met belastingen, rechten of heffingen die het karakter van een omzetbelasting hebben .
2 . Als belasting met het karakter van een over de prijs van dienstverrichtingen geheven omzetbelasting kan niet worden beschouwd een op een goed gelegde belasting die, hoewel van verschillende hoogte naar gelang van de kenmerken van het belaste goed en, eventueel, van de plaats waar het zich bevindt, gebaseerd is op het enkele ter beschikking stellen van dat goed aan het publiek, zonder dat de ontvangsten die door dat ter beschikking stellen kunnen worden verkregen, in aanmerking worden genomen . Hoewel immers een belasting volgens vast tarief onder omstandigheden kan worden beschouwd als een forfaitaire belasting op ontvangsten, met het karakter van een omzetbelasting, kan dit karakter er enkel aan worden toegekend indien, in de eerste plaats, het tarief is bepaald op basis van een objectieve schatting van de ontvangsten die verwacht kunnen worden uitgaande van het mogelijke aantal en de prijs van de te verrichten diensten, en, in de tweede plaats, het aannemelijk is dat de belasting zal worden doorberekend in de prijs van die diensten en uiteindelijk door de gebruiker zal worden gedragen .
3 . Artikel 95 is eveneens van toepassing op binnenlandse belastingen die op het gebruik van ingevoerde produkten worden gelegd, wanneer deze produkten naar hun aard voor dat gebruik zijn bestemd en enkel met het oog daarop worden ingevoerd .
4 . Een stelsel van progressieve belasting, dat op speelautomaten wordt toegepast volgens de verschillende categorieën waarin deze worden verdeeld, waarmee legitieme maatschappelijke doelstellingen worden nagestreefd en dat de binnenlandse produktie niet fiscaal bevoordeelt ten koste van de soortgelijke of concurrerende ingevoerde produktie, is niet onverenigbaar met artikel 95 .
5 . Artikel 30 van het Verdrag is niet van toepassing op de belastingheffing op produkten van oorsprong uit andere Lid-Staten, waarvan de verenigbaarheid met het Verdrag aan artikel 95 moet worden getoetst .
( In dit arrest beantwoordt het Hof in wezen identieke vragen in dezelfde bewoordingen als in het arrest van 3 maart 1988, zaak 252/86, Bergandi, Jurispr . 1988, blz . 1343 .)
in de gevoegde zaken 317/86, 48, 49, 285 en 363 tot en met 367/87, 65 en 78 tot en met 80/88,
betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag
1 ) in zaak 317/86 van het tribunal de grande instance te Argentan, in het aldaar aanhangig geding tussen
Philippe Lambert, te Flers,
en
Directeur des services fiscaux de l' Orne,
2 ) in de zaken 48 en 49/87 van het tribunal de grande instance te Verdun, in de aldaar aanhangige gedingen tussen
Marie-Thérèse Charbonelle, te Flize ( zaak 48/87 ) en
Willot SARL, te Vandoeuvre-les-Nancy ( zaak 49/87 )
en
Directeur des services fiscaux de la Meuse,
3 ) in zaak 285/87 van het tribunal de grande instance te Nîmes, in het aldaar aanhangig geding tussen
Établissements Dico SARL, te Avignon,
en
Directeur des services fiscaux du Gard,
4 ) in de zaken 363 tot en met 367/87 en 78 tot en met 80/88 van het tribunal de grande instance te Bonneville, in de aldaar aanhangige gedingen tussen
Sofel SARL, te Sallanches ( zaken 363 en 366/87 en 79/88 ),
Jean-Pierre Auber, te Megève ( zaken 364 en 365/87 ),
Pellerey Display SARL, te Sallanches ( zaken 367/87 en 78/88 ) en
Jean Mentreau, te Chatel ( zaak 80/88 ),
en
Directeur des services fiscaux de la Haute-Savoie,
5 ) in zaak 65/88 van het tribunal de grande instance te Nîmes, in het aldaar aanhangig geding tussen
Louis Garcia, te Nîmes,
en
Directeur des services fiscaux du Gard,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 33 van de Zesde BTW-richtlijn en de artikelen 30 en 95 EEG-Verdrag .
HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede kamer ),
samengesteld als volgt : T . F . O' Higgins, kamerpresident, G . F . Mancini en F . A . Schockweiler, rechters,
( rechtsoverwegingen niet opgenomen )
uitspraak doende op de vragen gesteld door de tribunaux de grande instance te Argentan, Verdun, Nîmes en Bonneville bij vonnissen van 6 november 1986, 12 februari 1987, 29 juni 1987, 24 juli 1987, 28 oktober 1987 en 13 januari 1988, verklaart voor recht :
1 ) Artikel 33 van de Zesde richtlijn ( 77/388/EEG ) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd, dat de Lid-Staten sedert de invoering van het gemeenschappelijk BTW-stelsel de onder de BTW vallende leveringen van goederen, dienstverrichtingen of importen niet meer mogen belasten met belastingen, rechten of heffingen die het karakter van een omzetbelasting hebben .
2 ) Als belasting met het karakter van een omzetbelasting kan niet worden beschouwd een belasting die, hoewel van verschillende hoogte naar gelang van de kenmerken van het belaste goed en, eventueel, van de plaats waar het zich bevindt, gebaseerd is op het enkele ter beschikking stellen van het goed aan het publiek, zonder dat de ontvangsten die met die terbeschikkingstelling kunnen worden verkregen, in aanmerking worden genomen .
3 ) Artikel 95 is eveneens van toepassing op binnenlandse belastingen die op het gebruik van ingevoerde produkten worden gelegd, wanneer deze produkten naar hun aard voor dat gebruik zijn bestemd en enkel met het oog daarop worden ingevoerd .
4 ) Een stelsel waarbij de progressie van de belasting verband houdt met de verschillende categorieën van speelautomaten, waarmee legitieme maatschappelijke doelstellingen worden nagestreefd en dat de binnenlandse produktie niet fiscaal bevoordeelt ten koste van de soortgelijke of concurrerende ingevoerde produktie, is niet onverenigbaar met artikel 95 .
5 ) Artikel 30 van het Verdrag is niet van toepassing op de belastingheffing op produkten van oorsprong uit andere Lid-Staten, waarvan de verenigbaarheid met het Verdrag aan artikel 95 moet worden getoetst .