Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

Avis juridique important

|

61999J0389

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 10 mei 2001. - Sulo Rundgren. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Rovaniemen hallinto-oikeus - Finland. - Sociale zekerheid - Verzekeringspremies ten laste van rechthebbenden op pensioen of rente, die zich in lidstaat hebben gevestigd vóór inwerkingtreding in die lidstaat van verordeningen (EEG) nrs. 1408/71 en 1612/68 - Recht van woonstaat om premies op te leggen in kader van ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die door andere lidstaat worden betaald - Invloed van overeenkomst waarbij Noordse landen wederzijds afzien van iedere vergoeding van prestaties bij ziekte en moederschap. - Zaak C-389/99.

Jurisprudentie 2001 bladzijde I-03731


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Sociale zekerheid van migrerende werknemers Gemeenschapsregeling Personele werkingssfeer Gepensioneerd ambtenaar die pensioen ontvangt van andere lidstaat dan woonstaat In woonstaat onderworpen aan wettelijke regelingen waarop verordening nr. 1408/71 van toepassing is Daaronder begrepen Vrij verkeer van werknemers Niet-toepasselijkheid van verordening nr. 1612/68

(Verordeningen nrs. 1612/68 en 1408/71 van de Raad)

2. Sociale zekerheid van migrerende werknemers Ziekteverzekering Rechthebbenden op pensioenen of renten verschuldigd krachtens wettelijke regeling van andere lidstaat dan woonstaat Recht op verstrekkingen in laatstgenoemde staat Woorden geen pensioen of rente verschuldigd is" in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 Draagwijdte

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 28 bis)

3. Sociale zekerheid van migrerende werknemers Ziekteverzekering Bijdragen of premies ten laste van pensioen- of rentetrekkers Heffing door woonstaat van bijdragen of premies ter dekking van kosten van soortgelijke prestaties als die welke ten laste komen van lidstaat die pensioen betaalt Ontoelaatbaarheid

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 33)

4. Sociale zekerheid van migrerende werknemers Ziekteverzekering Pensioenen of renten verschuldigd krachtens wettelijke regeling van andere lidstaat dan woonstaat Recht op verstrekkingen in laatstgenoemde staat Bijdragen of premies die van rechthebbenden kunnen worden gevorderd Wederzijds afzien door betrokken staten van vergoeding van kosten van verstrekkingen Geen invloed

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 28 bis, 33, lid 2, en 36, lid 3)

Samenvatting


1. Verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, ten tijde van de feiten laatstelijk gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, is van toepassing op een persoon die bij de inwerkingtreding van deze verordening in een lidstaat,

in die lidstaat woonde zonder aldaar een beroepswerkzaamheid uit te oefenen, en aldaar als gepensioneerd ambtenaar een pensioen van een andere lidstaat ontving,

en in zijn woonstaat onderworpen was aan wettelijke regelingen betreffende takken van sociale zekerheid waarop die verordening van toepassing is.

Verordening nr. 1612/68 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, is daarentegen in beginsel niet van toepassing op een persoon die zijn woonplaats heeft overgebracht van een lidstaat waar hij niet langer werkte naar een andere lidstaat waar hij niet werkt, noch werk zoekt.

( cf. punt 35, dictum 1 )

2. De woorden geen pensioen of rente verschuldigd is" in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, moeten aldus worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op een situatie waarin noch een op de woonplaats berustend pensioen, noch een op de uitoefening van betaalde arbeid berustend pensioen dat is verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, daadwerkelijk aan hem wordt uitbetaald, zonder dat behoeft te worden onderzocht of de betrokkene eventueel recht daarop zou kunnen hebben.

( cf. punt 50, dictum 2 )

3. Het algemene beginsel dat voortvloeit uit verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, waarvan artikel 33 een toepassing vormt, volgens hetwelk van de pensioen- of rentetrekker, op grond van het feit dat hij op het grondgebied van een lidstaat woont, geen premies voor de verplichte verzekering kunnen worden verlangd ter dekking van de kosten van prestaties die ten laste komen van een orgaan van een andere lidstaat, staat eraan in de weg dat de lidstaat op het grondgebied waarvan de pensioen- of rentetrekker woont, van hem krachtens zijn wetgeving vastgestelde premies of soortgelijke inhoudingen voor de dekking van de kosten van prestaties bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid vordert, wanneer de betrokkene soortgelijke prestaties ontvangt van het orgaan van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaat.

( cf. punt 57, dictum 3 )

4. De omstandigheid dat de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden op grond van artikel 36, lid 3, van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, en artikel 23 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992 (106/93) wederzijds hebben afgezien van vergoeding van de kosten van de door een orgaan van een van deze lidstaten voor rekening van een orgaan van de andere lidstaat verleende verstrekkingen, heeft geen invloed op de uitlegging, enerzijds, van artikel 28 bis van deze verordening, dat betrekking heeft op pensioenen of renten verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van een of meer lidstaten, andere dan de staat van woonplaats, daar in die woonstaat een recht op verstrekkingen bestaat, en, anderzijds, van artikel 33, lid 2, van deze verordening, dat betrekking heeft op de premies die van de pensioen- of rentetrekkers kunnen worden gevorderd.

( cf. punt 64, dictum 4 )

Partijen


In zaak C-389/99,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Rovaniemen hallinto-oikeus (Finland), in een aldaar door

Sulo Rundgren

ingeleide procedure, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van een aantal artikelen van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB L 230, blz. 6), ten tijde van de feiten laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 3096/95 van de Raad van 22 december 1995 (PB L 335, blz. 10), en van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2), alsmede over de uitlegging van de artikelen 6 en 48 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 12 EG en 39 EG),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: A. La Pergola (rapporteur), kamerpresident, M. Wathelet, D. A. O. Edward, P. Jann en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

de Finse regering, vertegenwoordigd door T. Pynnä en E. Bygglin als gemachtigden,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. Hillenkamp en E. Pietiläinen als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Finse regering, vertegenwoordigd door E. Bygglin en K. Alaviuhkola als gemachtigden, en de Commissie, vertegenwoordigd door P. Hillenkamp en E. Pietiläinen, ter terechtzitting van 14 september 2000,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 oktober 2000,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 5 oktober 1999, ingekomen bij het Hof op 11 oktober daaraanvolgend, heeft de Rovaniemen hallinto-oikeus (administratieve rechtbank van Rovaniemi) krachtens artikel 234 EG acht prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van een aantal artikelen van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB L 230, blz. 6), ten tijde van de feiten laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 3096/95 van de Raad van 22 december 1995 (PB L 335, blz. 10; hierna: verordening nr. 1408/71"), en van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2), alsmede over de uitlegging van de artikelen 6 en 48 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 12 EG en 39 EG).

2 Deze vragen zijn gerezen in een procedure die Rundgren heeft ingeleid tegen het besluit van de verotuksen oikaisulautakunta (commissie voor herziening van belastingaanslagen; hierna: lautakunta") waarbij zijn vordering tot vrijstelling van de verplichting tot betaling van de hem door de Finse autoriteiten opgelegde premies ter zake van het basispensioen en de ziektekostenverzekering werd afgewezen.

De communautaire regeling

3 Artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1408/71 bepaalt:

Deze verordening is van toepassing op ambtenaren en op personeel dat volgens de toepasselijke wetgeving met hen gelijkgesteld is, voorzover zij onderworpen zijn of geweest zijn aan de wettelijke regelingen van een lidstaat, waarop deze verordening van toepassing is."

4 Artikel 4, lid 1, van verordening nr. 1408/71 luidt:

Deze verordening is van toepassing op alle wettelijke regelingen betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

a) prestaties bij ziekte [...];

b) prestaties bij invaliditeit [...];

c) uitkeringen bij ouderdom;

[...]

g) werkloosheidsuitkeringen;

[...]"

5 Artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1408/71 luidt:

Twee of meer lidstaten kunnen onderling, voorzover daaraan behoefte bestaat, overeenkomsten sluiten welke op de beginselen en de geest van deze verordening berusten."

6 Afdeling 5, Pensioen- of rentetrekkers en hun gezinsleden", van titel III, hoofdstuk 1, Ziekte en moederschap", van verordening nr. 1408/71 omvat de artikelen 27 tot en met 34.

7 Artikel 28 van verordening nr. 1408/71 luidt:

1. De rechthebbende op een pensioen of rente verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, of op pensioenen of renten verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten, die geen recht op prestaties heeft op grond van de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, heeft niettemin zelf, evenals zijn gezinsleden, recht op deze prestaties, voorzover hij op grond van de wettelijke regeling van de voor de pensioenverzekering bevoegde lidstaat, of van ten minste een van de voor deze verzekering bevoegde lidstaten, eventueel met inachtneming van artikel 18 en van bijlage VI recht op prestaties zou hebben, indien hij op het grondgebied van de betrokken staat woonde. De prestaties worden verleend op de volgende voorwaarden:

a) de verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verleend door het orgaan van de woonplaats, alsof de betrokkene recht had op een pensioen of een rente krachtens de wettelijke regeling van de staat op het grondgebied waarvan hij woont, en hij recht op verstrekkingen had;

[...]

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen komen de verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig de volgende regels vastgestelde orgaan:

a) indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regeling van één lidstaat recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van deze staat;

b) indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wettelijke regeling waarvan de rechthebbende het langst onderworpen is geweest; [...]"

8 Artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 bepaalt:

Indien de rechthebbende op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten, woont op het grondgebied van een lidstaat waarvan de wettelijke regeling voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake de verzekering of de arbeid en krachtens de wettelijke regeling waarvan geen pensioen of rente verschuldigd is, komen de aan hem en aan zijn gezinsleden verleende verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig artikel 28, lid 2, bepaalde orgaan van een van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaten, voorzover de betrokken rechthebbende en zijn gezinsleden recht zouden hebben op deze verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling die wordt toegepast door het bedoelde orgaan indien zij woonden op het grondgebied van de lidstaat waar dit orgaan is gevestigd."

9 Artikel 33 van verordening nr. 1408/71 regelt de bijdragen of premies voor rekening van pensioen- of rentetrekkers:

1. Het orgaan van een lidstaat dat een pensioen of rente verschuldigd is en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald, dat voor rekening van een pensioen- of rentetrekker bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de prestaties bij ziekte en moederschap te dekken, is gemachtigd deze bedragen, berekend overeenkomstig de betrokken wettelijke regeling, in te houden op het pensioen of de rente welke dit orgaan verschuldigd is, voorzover de prestaties krachtens de artikelen 27, 28, 28 bis, 29, 31 en 32 voor rekening van een orgaan van bedoelde lidstaat komen.

2. Wanneer de pensioen- of rentetrekker in de in artikel 28 bis bedoelde gevallen krachtens de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, uit hoofde van zijn woonplaats aldaar, premies of soortgelijke inhoudingen verschuldigd is voor de dekking van de kosten van prestaties wegens ziekte of moederschap, zijn deze niet invorderbaar."

10 Artikel 36, de enige bepaling van afdeling 7, Vergoedingen tussen organen onderling", van titel III, hoofdstuk 1, van verordening nr. 1408/71 luidt:

1. De krachtens dit hoofdstuk door het orgaan van een lidstaat voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat verleende verstrekkingen worden onderling volledig vergoed.

[...]

3. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze staten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of afzien van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen."

11 Soortgelijke bepalingen als artikel 36 van verordening nr. 1408/71 zijn te vinden in artikel 63 van deze verordening voor prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, en in artikel 70 voor werkloosheidsuitkeringen.

Het nationale recht en het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid

12 Volgens § 1 van de sairausvakuutuslaki nr. 364/1963 (ziektekostenverzekeringswet) zijn alle inwoners van Finland, ongeacht hun nationaliteit, verzekerd ter zake van ziekte. De ziektekostenpremies worden geheven in het kader van de belastingen. Het recht van de verzekerde op prestaties hangt niet af van de betaalde premies.

13 Volgens § 1 van de kansaneläkelaki nr. 347/1956 (basispensioenwet) is iedere inwoner van Finland vanaf 16 jaar verzekerd ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van deze wet, zoals zij golden in 1994 en 1995, werden de door de verzekerden te betalen premies berekend op basis van het totale inkomen dat in het voorgaande belastingjaar voor hun plaatstelijke belastingen in aanmerking was genomen. Sinds 1 januari 1996 betalen de verzekerden geen basispensioenpremies meer. Het recht op het basispensioen hangt niet af van de betaalde premies noch van de uitoefening van een beroepswerkzaamheid in de Republiek Finland, doch daarvoor geldt enkel de voorwaarde, dat de betrokkene ten minste drie jaar in die lidstaat heeft gewoond.

14 Het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992 (106/93; hierna: verdrag"), dat op 1 januari 1994 in werking is getreden en waarbij de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden partij zijn, is een van de in artikel 8 van verordening nr. 1408/71 bedoelde overeenkomsten.

15 Volgens artikel 23 van het verdrag zien de verdragsluitende staten wederzijds af van vergoeding van de kosten voor de in de artikelen 36, 63 en 70 van verordening nr. 1408/71 vermelde prestaties.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

16 Rundgren, die afkomstig is uit Finland en sinds 18 juli 1975 de Zweedse nationaliteit heeft, woonde van 1957 tot 1961, en vervolgens van 1964 tot zijn definitieve terugkeer naar Finland op 29 september 1989 in Zweden. Vanaf 1986, toen hij ophield met werken, ontving hij krachtens de Zweedse wetgeving een basispensioen, een ambtenarenpensioen en een lijfrente als gevolg van een arbeidsongeval. Van 1994 tot 1996 had Rundgren geen andere inkomsten dan deze door het Koninkrijk Zweden uitgekeerde pensioenen en lijfrente.

17 Blijkens de informatie die de hallinto-oikeus heeft ingewonnen bij de bevoegde Zweedse instellingen, te weten het Riksskatteverket (Rijksbelastingdienst) en het Riksförsäkringsverket (Rijksverzekeringsdienst), had Rundgren in de jaren 1994 tot en met 1996 in Zweden geen socialezekerheidspremies over zijn inkomsten betaald, maar was er krachtens de wet betreffende de bijzondere belasting op het inkomen van in het buitenland wonende personen wel belasting over deze inkomsten geheven.

18 In Finland werd Rundgren premieplichtig verklaard; de premies, die werden berekend op basis van zijn jaarinkomen, bedroegen voor 1994 2 299,20 FIM voor het basispensioen en 4 611,21 FIM voor de ziektekostenverzekering, voor 1995 1 279,01 FIM voor het basispensioen en 4 091,15 FIM voor de ziektekostenverzekering en voor 1996 4 465,40 FIM voor de ziektekostenverzekering.

19 Bij besluit van 24 november 1997 wees de lautakunta de vordering van Rundgren tot vrijstelling van de plicht tot betaling van de hem door de Finse autoriteiten opgelegde basispensioen- en ziektekostenpremies af. Volgens Rundgren zijn deze premies in strijd met het gemeenschapsrecht, daar hij alleen van het Koninkrijk Zweden pensioenen ontvangt en geen basispensioen krachtens het Finse recht heeft aangevraagd. Hij heeft overigens geen recht daarop, omdat zijn inkomsten boven de drempel voor toekenning van het basispensioen liggen. Daartoe legde hij een certificaat van de kansaneläkelaitos (sociale verzekeringsinstelling) over, volgens hetwelk hij in Finland geen pensioen heeft aangevraagd of ontvangen.

20 De lautakunta stelde vast, dat een in Finland wonende persoon krachtens de artikelen 33, lid 2, en 28 bis van verordening nr. 1408/71 geen ziektekostenpremies behoeft te betalen wanneer hij in die lidstaat geen recht heeft op een pensioen. Die bepalingen zijn echter niet van toepassing, aangezien Rundgren niet heeft aangetoond, dat hij in Finland hoe dan ook geen recht op pensioen heeft.

21 Rundgren kwam tegen het besluit van de lautakunta op bij de Rovaniemen hallinto-oikeus, die besloten heeft de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

1) Dienen het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de sociale zekerheid of verordening (EEG) nr. 1612/68 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, in de onderhavige zaak te worden toegepast, ofschoon Rundgren reeds op 29 september 1989, dus nog voordat de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst) voor Finland in werking trad, van Zweden naar Finland is verhuisd?

2) Zo ja, dient de uitdrukking ,geen pensioen of rente verschuldigd is in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 dan aldus te worden begrepen, dat in wezen reeds aan die voorwaarde is voldaan wanneer

a) Rundgren geen recht heeft op een basispensioen, of

b) Rundgren geen recht heeft op een op betaalde arbeid berustend pensioen, of

c) is aan die voorwaarde slechts voldaan wanneer Rundgren recht heeft op het sub a noch op het sub b genoemde pensioen?

Moet er bij de uitlegging van bovengenoemde uitdrukking ook van worden uitgegaan, dat in dit geval met verschuldigdheid van een pensioen het recht op een pensoen wordt bedoeld dat Rundgren in principe in Finland heeft, in welk geval geen rekening wordt gehouden met de persoonlijke feitelijke omstandigheden, zoals de invloed van zijn uit Zweden afkomstige inkomsten uit pensioen en lijfrente, op het verkrijgen van een pensioen in Finland, of worden hiermee de concrete omstandigheden bedoeld, in welk geval bij de uitlegging van bovengenoemde uitdrukking wel rekening wordt gehouden met de invloed van Rundgrens inkomsten uit Zweden op het verkrijgen van een pensioen in Finland?

3) Vallen onder de in artikel 33, lid 2, van verordening nr. 1408/71 bedoelde premies of soortgelijke inhoudingen, naast de premies verschuldigd voor de sociale verzekering ter zake van ziekte of moederschap (in Finland ziektekostenverzekeringspremies) ook de premies verschuldigd ter zake van ouderdom, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid (in Finland premies basispensioen)? Zo neen, kan dan van laatstgenoemde premies eventueel op basis van een ander artikel van de verordening niet-invorderbaar, met name gelet op de uit artikel 4, lid 1, sub b, c en g, blijkende werkingssfeer van de verordening?

4) In welke mate wordt de uitlegging van de artikelen 28 bis en 33, lid 2, van verordening nr. 1408/71 beïnvloed door de omstandigheid, dat Finland en Zweden samen met de andere Noordse landen overeenkomstig artikel 36, lid 3, van genoemde verordening en artikel 23 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid (SopS 106/93) zijn overeengekomen, dat zij onder meer afzien van vergoeding van de kosten van verstrekte verzorging?

5) Indien de artikelen 28 bis en 33, lid 2, van genoemde verordening aldus moeten worden toegepast, dat van Rundgren in Finland premies basispensioen en ziektekostenverzekering kunnen worden gevorderd, kan Rundgren dan desalniettemin op grond van artikel 17 bis van de verordening verzoeken met terugwerkende kracht te worden vrijgesteld van toepassing van de wettelijke regeling van de staat van zijn woonplaats (in casu Finland), of diende dat verzoek te worden gedaan vóór de vaststelling van de verplichting tot betaling van premies overeenkomstig de Finse wettelijke regeling? Welk belang heeft in laatstgenoemd geval de omstandigheid dat Rundgren eventueel niets afwist van de door artikel 17 bis van de verordening geboden mogelijkheid?

6) Moeten artikel 48 EG-Verdrag (thans artikel 39 EG) en in het bijzonder verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, aldus worden uitgelegd, dat Finland in het onderhavige geval niet het recht heeft overeenkomstig zijn eigen wettelijke regeling van Rundgren premies basispensioen en ziektekostenverzekering te vorderen?

7) Moeten artikel 3 van verordening (EEG) nr. 1408/71 en artikel 6 EG-Verdrag (thans artikel 12 EG) aldus worden uitgelegd, dat Rundgren in het onderhavige geval het slachtoffer van een verboden discriminatie is geworden?

8) Kan Rundgren zich rechtstreeks op het EG-Verdrag of andere communautaire bepalingen beroepen omdat hij mogelijkerwijs op dezelfde grondslag aan zowel Finland als Zweden met belasting gelijk te stellen premies moet betalen als gevolg van het feit dat Zweden en Finland de financiering van het socialezekerheidsstelsel op verschillende wijze hebben geregeld?"

De eerste vraag

22 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of het gemeenschapsrecht, met name de verordeningen nrs. 1408/71 en 1612/68, van toepassing is in een situatie als die van het hoofdgeding.

De toepasselijkheid van verordening nr. 1408/71

23 Onderzocht moet worden, of een situatie als die van Rundgren binnen de temporele, personele en materiële werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 valt.

24 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat verordening nr. 1408/71 sinds 1 januari 1994 in de Republiek Finland van toepassing is op grond van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 (PB 1994, L 1, blz. 3), en dat deze verordening vanaf 1 januari 1995 in de Republiek Finland als lid van de Europese Unie van toepassing is. Verordening nr. 1408/71 was dus in de jaren 1994 tot en met 1996, de volgens de verwijzingsbeschikking in aanmerking te nemen periode, in Finland van kracht.

25 Vervolgens zij opgemerkt, dat krachtens artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1408/71 ambtenaren uitdrukkelijk binnen de personele werkingssfeer van deze verordening vallen, voorzover zij onderworpen zijn of geweest zijn aan de wettelijke regelingen van een lidstaat, waarop deze verordening van toepassing is.

26 Het Hof heeft in dit verband gepreciseerd, dat om dezelfde redenen als waarom het in het arrest van 31 mei 1979, Pierik (182/78, Jurispr. blz. 1977, punt 4), tot het oordeel was gekomen, dat het begrip werknemer" eveneens gepensioneerden omvat, onder het begrip ambtenaar", dat voorkomt in een bepaling met algemene strekking die de personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 definieert, ook gepensioneerde ambtenaren moeten worden verstaan die geen beroepswerkzaamheid meer uitoefenen, voorzover zij onderworpen zijn of geweest zijn aan de wettelijke regeling van een lidstaat waarop verordening nr. 1408/71 van toepassing is (arrest van 5 maart 1998, Kulzer, C-194/96, Jurispr. blz. I-895, punt 26).

27 Daar Rundgren volgens de verwijzingsbeschikking een ambtenarenpensioen trekt, valt hij als gepensioneerd ambtenaar in beginsel dus onder de personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/71.

28 Ten slotte zij opgemerkt, dat Rundgren in Finland onderworpen is aan de in de punten 12 en 13 van het onderhavige arrest vermelde wetten, dat wil zeggen wettelijke regelingen betreffende takken van sociale zekerheid die vallen binnen de materiële werkingssfeer van verordening nr. 1408/71, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1.

29 Aangaande de omstandigheid dat Rundgren zijn beroepswerkzaamheid heeft beëindigd en zijn woonplaats van Zweden naar Finland heeft overgebracht voordat verordening nr. 1408/71 in Finland van kracht werd, heeft het Hof reeds vastgesteld, dat volgens artikel 94, lid 3, van verordening nr. 1408/71 een recht krachtens deze verordening zelfs dan ontstaat, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van deze lidstaat heeft plaatsgevonden. Ook wordt volgens artikel 94, lid 2, voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid of wonen, dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van deze lidstaat is vervuld (arrest van 11 juni 1998, Kuusijärvi, C-275/96, Jurispr. blz. I-3419, punten 24 en 25).

30 De omstandigheid dat Rundgren zijn beroepswerkzaamheid heeft beëindigd en zijn woonplaats van Zweden naar Finland heeft overgebracht vóór de datum van inwerkingtreding van verordening nr. 1408/71 in Finland, kan hem derhalve niet aan de werkingssfeer van deze verordening onttrekken.

31 Uit het voorgaande volgt, dat verordening nr. 1408/71 van toepassing is op een situatie als in de verwijzingsbeschikking wordt beschreven.

De toepasselijkheid van verordening nr. 1612/68

32 Wat de toepasselijkheid van verordening nr. 1612/68 op een situatie als die van Rundgren betreft, zij eraan herinnerd dat, zoals het Hof met name reeds heeft beslist in het arrest van 12 mei 1998, Martínez Sala (C-85/96, Jurispr. blz. I-2691, punt 32), in het kader van artikel 48 van het Verdrag en verordening nr. 1612/68 als werknemer moet worden beschouwd, degene die gedurende bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag prestaties levert en als tegenprestatie een beloning ontvangt. Wanneer de arbeidsverhouding is geëindigd, verliest de betrokkene in beginsel zijn hoedanigheid van werknemer. Dit neemt echter niet weg, dat die hoedanigheid bepaalde effecten kan hebben na het eindigen van de arbeidsverhouding (arrest van 27 november 1997, Meints, C-57/96, Jurispr. blz. I-6689, punt 40), en dat ook iemand die daadwerkelijk werk zoekt als werknemer moet worden aangemerkt.

33 In casu is Rundgren in 1986 in Zweden gestopt met werken en heeft hij in 1989 zijn woonplaats overgebracht naar Finland, waar hij niet heeft gewerkt noch werk heeft gezocht.

34 Derhalve kan iemand die in de situatie van Rundgren verkeert, niet als werknemer in de zin van verordening nr. 1612/68 worden beschouwd. Hij kan slechts aanspraak maken op aan deze hoedanigheid verbonden rechten uit hoofde van zijn vroegere beroepswerkzaamheid, wanneer hij anders dan in het hoofdgeding om een sociaal voordeel verzoekt dat onlosmakelijk met deze werkzaamheid verbonden is.

35 Derhalve moet op de eerste vraag worden geantwoord, dat verordening nr. 1408/71 van toepassing is op een persoon die bij de inwerkingtreding van deze verordening in een lidstaat:

in deze lidstaat woonde zonder aldaar een beroepswerkzaamheid uit te oefenen, en aldaar als gepensioneerd ambtenaar een pensioen van een andere lidstaat ontving,

en in zijn woonstaat onderworpen was aan wettelijke regelingen betreffende takken van sociale zekerheid waarop die verordening van toepassing is.

Verordening nr. 1612/68 is daarentegen in beginsel niet van toepassing op een persoon die zijn woonplaats heeft overgebracht van een lidstaat waar hij niet meer werkte, naar een andere lidstaat waar hij niet werkt, noch werk zoekt.

De tweede vraag

36 Met deze vraag wenst de nationale rechter in wezen ten eerste te vernemen, of de woorden geen pensioen of rente verschuldigd is" in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 duiden op een op de woonplaats berustend pensioen, zoals het basispensioen krachtens Fins recht, op een op betaalde arbeid berustend pensioen dat is verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, of op beide soorten pensioen. Ten tweede wenst hij te vernemen, of deze woorden aldus moeten worden uitgelegd, dat voor de vaststelling of geen pensioen of rente verschuldigd is, enkel dient te worden nagegaan, of daadwerkelijk geen pensioen of rente aan de betrokkene is uitbetaald, dan wel of daartoe ook moet worden onderzocht of de betrokkene eventueel recht daarop zou kunnen hebben.

37 Wat het eerste onderdeel van deze vraag betreft, zij opgemerkt, dat artikel 1, sub t, van verordening nr. 1408/71 pensioen" en rente" definieert als onder meer alle pensioenen en renten, met inbegrip van alle bedragen ten laste van de openbare middelen.

38 Enerzijds strekt het bij de kansaneläkelaki nr. 347/1956 in Fins recht ingevoerde basispensioen onder meer ertoe, de personen die daarvoor in aanmerking komen, te verzekeren tegen de gevolgen van ouderdom en invaliditeit, en anderzijds heeft de Republiek Finland in haar verklaring overeenkomstig artikel 5 van verordening nr. 1408/71 (PB 1999, C 234, blz. 3) die wet als een in artikel 4, leden 1 en 2, van deze verordening bedoelde wettelijke regeling aangeduid.

39 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld, dat de woorden pensioen of rente" in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 zowel betrekking hebben op een op de woonplaats berustend pensioen, dat onder meer bestaat in een prestatie bij invaliditeit of een uitkering bij ouderdom, zoals het basispensioen krachtens Fins recht, als op een op de uitoefening van betaalde arbeid berustend pensioen dat is verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont.

40 Aangaande het tweede onderdeel van deze vraag stelt de Finse regering, dat de uitdrukking pensioen of rente verschuldigd" duidt op een theoretisch recht op pensioen krachtens de nationale wettelijke regeling van de betrokken lidstaat, zelfs wanneer het pensioen niet door de betrokkene is aangevraagd of dit hem wegens de hoogte van zijn inkomsten niet is betaald. Volgens de Commissie is het in strijd met het doel van artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 om een theoretisch recht op pensioen, dat nog niet in de betaling van een pensioen zijn beslag heeft gekregen, als een in de zin van deze bepaling verschuldigd pensioen te beschouwen.

41 Bij gebreke van een definitie van het begrip pensioen of rente verschuldigd" in verordening nr. 1408/71 moet in dit verband worden opgemerkt, dat volgens vaste rechtspraak bij de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen, maar ook met de context en de doelstellingen ervan (zie arresten van 30 juli 1996, Bosphorus, C-84/95, Jurispr. blz. I-3953, punt 11; 14 oktober 1999, Adidas, C-223/98, Jurispr. blz. I-7081, punt 23, en 18 november 1999, Pharos/Commissie, C-151/98 P, Jurispr. blz. I-8157, punt 19).

42 De bewoordingen pensioen of rente verschuldigd" worden niet alleen gebezigd in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71, maar ook in andere bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, afdeling 5, van deze verordening, met name in de artikelen 27 en 28, die eveneens betrekking hebben op de rechten van pensioen- of rentetrekkers op prestaties bij ziekte en moederschap.

43 Artikel 27 van verordening nr. 1408/71 betreft de situatie van de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van verscheidene lidstaten, waaronder de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woonachtig is, die recht heeft op prestaties in die staat. Artikel 28 van deze verordening betreft de situatie van de rechthebbende op pensioenen of renten verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van een of meer lidstaten, andere dan de staat van woonplaats, die in die staat geen recht op prestaties heeft. Artikel 28 bis van deze verordening regelt een met artikel 28 vergelijkbare situatie, doch met dit verschil dat in de woonstaat een recht op verstrekkingen bestaat.

44 De artikelen 27, 28 en 28 bis van verordening nr. 1408/71 hebben tot doel in de verschillende daarin bedoelde situaties het orgaan aan te wijzen, dat aan de rechthebbenden op pensioenen of renten de prestaties bij ziekte en moederschap moet uitkeren, en het orgaan voor wiens rekening dit komt.

45 Wanneer de staat waarin de rechthebbende op een pensioen of rente woont, voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden inzake verzekering of arbeid stelt, komen volgens artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 deze verstrekkingen in beginsel voor rekening van het orgaan van een van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaten, zodat deze kosten niet enkel op grond van de woonplaats ten laste komen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont. Deze bepaling wil beletten dat lidstaten waarvan de wetgeving enkel op grond van het wonen op hun grondgebied een recht op verstrekkingen verleent, worden benadeeld, door het orgaan voor rekening waarvan in die staten verleende verstrekkingen komen, te bepalen volgens dezelfde regels als die welke krachtens artikel 28 van de verordening van toepassing zijn in het geval van lidstaten die een dergelijk recht niet toekennen. Op grond van deze regels verleent het orgaan van de woonplaats de pensioen- of rentetrekkenden verstrekkingen voor rekening van het orgaan van een van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaten.

46 In het aldus bij de artikelen 27, 28 en 28 bis van verordening nr. 1408/71 ingevoerde stelsel komen de verstrekkingen altijd voor rekening van een orgaan van een ter zake van het pensioen bevoegde lidstaat, voorzover de pensioen- of rentetrekker op grond van de wettelijke regeling van deze lidstaat recht op deze verstrekkingen heeft, indien hij op diens grondgebied woont. Wanneer verscheidene lidstaten ter zake van het pensioen bevoegd zijn, komen de verstrekkingen voor rekening van een van deze staten, die wordt bepaald aan de hand van concrete criteria, zoals de woonplaats van de betrokkene of, indien de betrokkene in geen van deze lidstaten woont, de tijd gedurende welke hij aan de wettelijke regeling van elk van deze lidstaten onderworpen is geweest.

47 Uit het in dit stelsel gelegde verband tussen de bevoegdheid om pensioenen of renten te verlenen en de verplichting om op te komen voor de kosten van de verstrekkingen, volgt dat deze verplichting afhankelijk is van een daadwerkelijke bevoegdheid ter zake van pensioenen. Derhalve kunnen de verstrekkingen niet voor rekening komen van het orgaan van een lidstaat die slechts een eventuele bevoegdheid ter zake van pensioenen heeft. Bijgevolg wordt in de artikelen 27, 28 en 28 bis van verordening nr. 1408/71 met de verwijzing naar verschuldigde pensioenen of renten een daadwerkelijk aan de betrokkene uitbetaald pensioen of rente bedoeld.

48 Deze uitlegging wordt bevestigd door het feit dat artikel 33, lid 1, van verordening nr. 1408/71 onder meer bepaalt, dat in de gevallen waarin krachtens de artikelen 27, 28 en 28 bis van deze verordening de verstrekkingen voor rekening komen van een orgaan van een lidstaat, dat een pensioen of rente verschuldigd is en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald, dat voor rekening van een rechthebbende op dit pensioen of deze rente bijdragen of premies voor ziekte en moederschap worden ingehouden, dit orgaan gemachtigd is deze bedragen [...] in te houden op het pensioen of de rente welke dit orgaan verschuldigd is", hetgeen betekent dat de betrokken pensioenen of renten daadwerkelijk worden uitbetaald.

49 Uit deze bepaling van artikel 33, lid 1, van verordening nr. 1408/71 volgt, dat deze verordening, anders dan de Finse regering stelt, de lidstaat op het grondgebied waarvan de pensioen- of rentetrekker woont, niet toestaat van hem betaling te verlangen van de krachtens zijn nationale wetgeving vastgestelde ziektekostenpremies, die worden berekend op basis van de inkomsten van de betrokkene uit door een andere lidstaat betaalde pensioenen of renten. Artikel 33, lid 1, staat in de daarin vermelde gevallen het betrokken orgaan van een lidstaat alleen toe om voor de dekking van de kosten van onder meer de prestaties bij ziekte een bedrag in te houden op het pensioen of de rente die dit orgaan verschuldigd is, en die het dus daadwerkelijk heeft uitgekeerd.

50 Uit een en ander volgt, dat op de tweede vraag moet worden geantwoord, dat de woorden geen pensioen of rente verschuldigd is" in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71 aldus moeten worden uitgelegd, dat zij van toepassing zijn op een situatie waarin noch een op de woonplaats berustend pensioen, zoals het basispensioen krachtens Fins recht, noch een op de uitoefening van betaalde arbeid berustend pensioen dat is verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, daadwerkelijk aan hem wordt uitbetaald, zonder dat behoeft te worden onderzocht, of de betrokkene eventueel recht daarop zou kunnen hebben.

De derde vraag

51 Met deze vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, of artikel 33, lid 2, van verordening nr. 1408/71, dan wel eventueel een andere bepaling van deze verordening zich ertegen verzet, dat de lidstaat op het grondgebied waarvan een pensioen- of rentetrekker woont, van hem krachtens zijn wetgeving vastgestelde premies of soortgelijke inhoudingen voor de dekking van de kosten van prestaties bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid invordert.

52 In dit verband zij eraan herinnerd, dat artikel 33, lid 2, van verordening nr. 1408/71 betrekking heeft op de in artikel 28 bis van deze verordening bedoelde gevallen, waarin de door het orgaan van de woonplaats verleende verstrekkingen bij ziekte en moederschap voor rekening komen van een orgaan van een van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaten. Zoals het Hof reeds heeft vastgesteld, verbiedt artikel 33, lid 2, de woonstaat die een stelsel van volksverzekeringen kent en krachtens de wetgeving waarvan geen pensioen of rente verschuldigd is, uit hoofde van het feit dat de pensioengerechtigde aldaar zijn woonplaats heeft, premies in te vorderen voor de dekking van de kosten van prestaties die ten laste van een orgaan van een andere lidstaat komen (arrest van 21 februari 1991, Noij, C-140/88, Jurispr. blz. I-387, punt 12).

53 Het Hof heeft ook beslist, dat de in artikel 33 neergelegde regels betreffende prestaties bij ziekte en moederschap de toepassing vormen van een meer algemeen beginsel, te weten dat van iemand die recht op een pensioen of rente heeft omdat hij op het grondgebied van een lidstaat woont, geen premies voor de verplichte verzekering kunnen worden verlangd ter dekking van de kosten van prestaties die ten laste van een orgaan van een andere lidstaat komen (arrest Noij, reeds aangehaald, punt 14).

54 In casu ontvangt Rundgren krachtens de Zweedse wetgeving een basispensioen, een ambtenarenpensioen en een lijfrente wegens een arbeidsongeval, die vergelijkbaar zijn met uitkeringen bij ouderdom en bij arbeidsongevallen waarop de betrokkene in beginsel aanspraak kan maken krachtens de Finse wettelijke regeling in het kader van de kansaneläkelaki nr. 347/1956. Het basispensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regeling kan weliswaar ook een werkloosheidsuitkering zijn, maar die uitkering is in het geval van Rundgren niet aan de orde.

55 In die omstandigheden zou Rundgren, gelet op de reeds door hem ontvangen prestaties, door betaling van de basispensioenpremies krachtens de Finse wetgeving geen aanvullende bescherming krijgen.

56 Het in punt 53 van dit arrest vermelde algemene beginsel staat er dus aan in de weg, dat van Rundgren premies als de basispensioenpremies krachtens de Finse wetgeving worden verlangd, daar hij soortgelijke prestaties ontvangt voor rekening van een orgaan van het Koninkrijk Zweden, de ter zake van zijn pensioen bevoegde lidstaat.

57 Derhalve moet op de derde vraag worden geantwoord, dat het uit verordening nr. 1408/71 voortvloeiende algemene beginsel, waarvan artikel 33 de toepassing vormt en volgens hetwelk van de pensioen- of rentetrekker op grond van het feit dat hij op het grondgebied van een lidstaat woont, geen premies voor de verplichte verzekering kunnen worden verlangd ter dekking van de kosten van prestaties die ten laste komen van een orgaan van een andere lidstaat, eraan in de weg staat dat de lidstaat op het grondgebied waarvan de pensioen- of rentetrekker woont, van hem de krachtens zijn wetgeving vastgestelde premies of soortgelijke inhoudingen voor de dekking van de kosten van prestaties bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid invordert wanneer de betrokkene soortgelijke prestaties ontvangt van het orgaan van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaat.

De vierde vraag

58 Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of de omstandigheid dat de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden op grond van artikel 36, lid 3, van verordening nr. 1408/71 en artikel 23 van het verdrag wederzijds hebben afgezien van vergoeding van de kosten van de door een orgaan van een van deze lidstaten voor rekening van een orgaan van de andere lidstaat verleende verstrekkingen, invloed heeft op de uitlegging van de artikelen 28 bis en 33, lid 2, van deze verordening.

59 Vooraf zij opgemerkt, dat artikel 36 van verordening nr. 1408/71 deel uitmaakt van de afdeling Vergoedingen tussen organen onderling".

60 Artikel 36 van verordening nr. 1408/71 heeft tot doel te verduidelijken welke gevolgen in de betrekkingen tussen organen te verbinden zijn aan het feit dat het orgaan van een lidstaat verstrekkingen heeft verleend voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat.

61 Krachtens artikel 36, lid 1, van verordening nr. 1408/71 heeft het orgaan dat verstrekkingen bij ziekte of moederschap heeft verleend, recht op volledige vergoeding daarvan door het orgaan ten laste waarvan deze verstrekkingen komen. Volgens artikel 36, lid 3, van deze verordening kunnen evenwel twee of meer lidstaten wederzijds afzien van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen, zodat geen uitvoering wordt gegeven aan de verplichting tot vergoeding die rust op het orgaan ten laste waarvan de verstrekkingen komen.

62 Daaruit volgt, dat artikel 36 van verordening nr. 1408/71 enkel beoogt te verduidelijken welke financiële gevolgen de bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van deze verordening hebben voor de betrokken organen. Het heeft niet tot doel of ten gevolge, af te wijken van de in artikel 28 bis van deze verordening vastgestelde regel volgens welke in de in die bepaling beoogde situatie de aan de rechthebbende op een pensioen of rente verleende verstrekkingen voor rekening komen van het orgaan van een van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaten.

63 Het beroep van een aantal lidstaten op de in artikel 36, lid 3, van verordening nr. 1408/71 geboden mogelijkheid af te zien van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen, heeft evenmin invloed op de toepassing van artikel 33, lid 2, van deze verordening, dat betrekking heeft op de van de pensioen- of rentetrekkers in te vorderen premies.

64 Derhalve moet op de vierde vraag worden geantwoord, dat de omstandigheid dat de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden op grond van artikel 36, lid 3, van verordening nr. 1408/71 en artikel 23 van het verdrag wederzijds hebben afgezien van vergoeding van de kosten van de door een orgaan van een van deze lidstaten voor rekening van een orgaan van de andere lidstaat verleende verstrekkingen, geen invloed heeft op de uitlegging van de artikelen 28 bis en 33, lid 2, van verordening nr. 1408/71.

De vijfde, de zesde, de zevende en de achtste vraag

65 Gelet op het antwoord op de derde vraag, behoeft niet meer te worden ingegaan op de vijfde, de zesde, de zevende en de achtste vraag, waarmee in wezen wordt gevraagd, of in het geval dat de bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, afdeling 5, van verordening nr. 1408/71 zich er niet tegen verzetten, dat de Republiek Finland van Rundgren betaling van krachtens zijn wettelijke regeling vastgestelde basispensioen- en ziektekostenpremies verlangt, de betrokkene zich desalniettemin met een beroep op artikel 17 bis van deze verordening (vijfde vraag), artikel 48 van het Verdrag en verordening nr. 1612/68 (zesde vraag), artikel 3 van verordening nr. 1408/71 en artikel 6 van het Verdrag (zevende vraag) of enige andere bepaling van gemeenschapsrecht (achtste vraag) aan dit vereiste kan onttrekken.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

66 De kosten door de Finse regering en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door de Rovaniemen hallinto-oikeus bij beschikking van 5 oktober 1999 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1) Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983, ten tijde van de feiten laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 3096/95 van de Raad van 22 december 1995, is van toepassing op een persoon die bij de inwerkingtreding van deze verordening in een lidstaat:

in die lidstaat woonde zonder aldaar een beroepswerkzaamheid uit te oefenen, en aldaar als gepensioneerd ambtenaar een pensioen van een andere lidstaat ontving,

en in zijn woonstaat onderworpen was aan wettelijke regelingen betreffende takken van sociale zekerheid waarop die verordening van toepassing is.

Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap is daarentegen in beginsel niet van toepassing op een persoon die zijn woonplaats heeft overgebracht van een lidstaat waar hij niet langer werkte naar een andere lidstaat waar hij niet werkt, noch werk zoekt.

2) De woorden geen pensioen of rente verschuldigd is" in artikel 28 bis van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, moeten aldus worden uitgelegd, dat zij van toepassing zijn op een situatie waarin noch een op de woonplaats berustend pensioen, zoals het basispensioen krachtens Fins recht, noch een op de uitoefening van betaalde arbeid berustend pensioen dat is verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, daadwerkelijk aan hem wordt uitbetaald, zonder dat behoeft te worden onderzocht, of de betrokkene eventueel recht daarop zou kunnen hebben.

3) Het algemene beginsel dat voortvloeit uit verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, waarvan artikel 33 de toepassing vormt en volgens hetwelk van de pensioen- of rentetrekker, op grond van het feit dat hij op het grondgebied van een lidstaat woont, geen premies voor de verplichte verzekering kunnen worden verlangd ter dekking van de kosten van prestaties die ten laste komen van een orgaan van een andere lidstaat, staat eraan in de weg, dat de lidstaat op het grondgebied waarvan de pensioen- of rentetrekker woont, van hem krachtens zijn wetgeving vastgestelde premies of soortgelijke inhoudingen voor de dekking van de kosten van prestaties bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid invordert, wanneer de betrokkene soortgelijke prestaties ontvangt van het orgaan van de ter zake van pensioenen bevoegde lidstaat.

4) De omstandigheid dat de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden op grond van artikel 36, lid 3, van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3096/95, en artikel 23 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992 (106/93) wederzijds hebben afgezien van vergoeding van de kosten van de door een orgaan van een van deze lidstaten voor rekening van een orgaan van de andere lidstaat verleende verstrekkingen, heeft geen invloed op de uitlegging van de artikelen 28 bis en 33, lid 2, van deze verordening.