Zaak C-169/02 Dansk Postordreforening
tegen
Skatteministeriet(verzoek van het Østre Landsret om een prejudiciële beslissing)
«Doorhaling »
|
Conclusie van advocaat-generaal L. A. Geelhoed van 10 april 2003 |
| | |
| | | |
|
Beschikking van de president van het Hof van 6 november 2003 |
| | |
| | | |
Samenvatting van de beschikking
Prejudiciële vragen – Intrekking door verwijzende rechter van aan Hof gestelde vragen – Doorhaling(Art. 234 EG)
BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF
6 november 2003 (1)
„Doorhaling”
In zaak C-169/02,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding
tussen
Dansk Postordreforening
en
Skatteministeriet,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 13, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de
Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting ─ Gemeenschappelijk
stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1),
geeft
DE PRESIDENT VAN HET HOF
advocaat-generaal L. A. Geelhoed gehoord, de navolgende
Beschikking
1
Bij beschikking van 1 mei 2002, ingekomen bij het Hof op 6 mei daaraanvolgend, heeft de Østre Landsret krachtens artikel 234
EG twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 13, A, lid 1, sub a, de Zesde richtlijn 77/388/EEG van
de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting ─ Gemeenschappelijk
stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).
2
Bij brief van 29 september 2003, ingekomen bij de griffie van het Hof op 9 oktober daaraanvolgend, heeft de Østre Landsret
het Hof meegedeeld dat zij haar verzoek om een prejudiciële beslissing introk daar verzoekster in het hoofdgeding afstand
van instantie had gedaan.
3
Onder deze omstandigheden moet de doorhaling van de onderhavige zaak in het register van het Hof worden gelast.
4
De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen
bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de
procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te
beslissen.
DE PRESIDENT VAN HET HOF
beschikt:
Zaak C-169/02 wordt in het register van het Hof doorgehaald. Luxemburg, 6 november 2003.
1 –
Procestaal: Deens.