Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 9 februari 2006 – Lakép e.a.
(Zaak C-261/05)
„Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering – Toetreding tot Europese Unie – Zesde richtlijn (77/388/EEG) – Toepassing ratione temporis – Artikel 33 – Plaatselijke belasting op economische activiteiten – Onbevoegdheid van Hof”
1. Prejudiciële vragen – Antwoord dat duidelijk valt af te leiden uit rechtspraak – Toepassing van artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 104, lid 3) (cf. punt 17)
2. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen (Art. 234 EG) (cf. punten 17-21)
Voorwerp
Verzoek om prejudiciële beslissing – Komárom-Esztergom Megyei Bíróság – Uitlegging van artikel 33 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) – Verbod op heffingen met het karakter van omzetbelasting – Nationale wettelijke regeling waarbij aan plaatselijke besturen wordt toegestaan, een belasting op economische activiteiten in te voeren |
Dictum
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is niet bevoegd om te antwoorden op de vragen van het Komárom-Esztergom Megyei Bíróság.