Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

Zaak C-103/06

Philippe Derouin

tegen

Union pour le recouvrement des cotisations de sécurité sociale et d’allocations familiales de Paris − Région parisienne (Urssaf de Paris − Région parisienne)

(verzoek van het Tribunal des affaires de sécurité sociale de Paris om een prejudiciële beslissing)

„Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EEG) nr. 1408/71 – Zelfstandigen die in Frankrijk wonen en daar werkzaamheid uitoefenen – Algemene sociale bijdrage – Bijdrage ter delging van sociale schuld – Inaanmerkingneming van in andere lidstaat verworven inkomsten die in die lidstaat belastbaar zijn op grond van verdrag tot vermijden van dubbele belasting”

Samenvatting van het arrest

Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Bevoegdheid van lidstaten tot inrichting van hun stelsels van sociale zekerheid

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad)

Verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 307/1999, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staat dat een lidstaat wiens socialezekerheidswetgeving als enige van toepassing is op een ingezeten zelfstandige, de door die zelfstandige in een andere lidstaat verworven inkomsten niet in aanmerking neemt voor de berekening van bijdragen zoals de Contribution sociale généralisée en de Contribution pour le remboursement de la dette sociale, met name op grond van een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting naar het inkomen.

(cf. punt 32 en dictum)







ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

3 april 2008 (*)

„Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EEG) nr. 1408/71 – Zelfstandigen die in Frankrijk wonen en daar werkzaamheid uitoefenen – Algemene sociale bijdrage – Bijdrage ter delging van de sociale schuld – Inaanmerkingneming van in andere lidstaat verworven inkomsten die in die lidstaat belastbaar zijn op grond van verdrag tot vermijden van dubbele belasting”

In zaak C-103/06,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Tribunal des affaires de sécurité sociale de Paris (Frankrijk) bij beslissing van 30 januari 2006, ingekomen bij het Hof op 22 februari 2006, in de procedure

Philippe Derouin

tegen

Union pour le recouvrement des cotisations de sécurité sociale et d’allocations familiales de Paris − Région parisienne (Urssaf de Paris − Région parisienne),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, U. Lõhmus, J. N. Cunha Rodrigues, J. Klučka (rapporteur) en P. Lindh, rechters,

advocaat-generaal: P. Mengozzi,

griffier: C. Strömholm, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 7 maart 2007,

gelet op de opmerkingen van:

–        P. Derouin, vertegenwoordigd door P. Langlois en E. Piwnica, avocats,

–        Union pour le recouvrement des cotisations de sécurité sociale et d’allocations familiales de Paris – Région parisienne (Urssaf de Paris − Région parisienne), vertegenwoordigd door J.-J. Gatineau, avocat,

–        de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en O. Christmann als gemachtigden,

–        de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door V. Jackson als gemachtigde, bijgestaan door S. Moore, barrister,

–        de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Rozet en V. Kreuschitz als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 18 oktober 2007,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 307/1999 van de Raad van 8 februari 1999 (PB L 38, blz. 1; hierna: „verordening nr. 1408/71”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen P. Derouin en Union pour le recouvrement des cotisations de sécurité sociale et d’allocations familiales de Paris − Région parisienne (Urssaf de Paris − Région parisienne) (hierna: „Urssaf”) betreffende de berekeningsgrondslag van de door Derouin verschuldigde Contribution sociale généralisée (algemene sociale bijdrage; hierna: „CSG”) en Contribution au remboursement de la dette sociale (bijdrage ter delging van de sociale schuld; hierna: „CRDS”).

 Rechtskader

 Gemeenschapsregeling

3        Volgens artikel 2, lid 1, van verordening nr. 1408/71 is laatstgenoemde „van toepassing op werknemers of zelfstandigen en op studenten op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, en die onderdanen van een der lidstaten, dan wel op het grondgebied van een der lidstaten wonende staatlozen of vluchtelingen zijn, alsmede op hun gezinsleden en op hun nagelaten betrekkingen”.

4        Artikel 13 van genoemde verordening bepaalt:

„1.      Onder voorbehoud van de artikelen 14 quater en 14 septies zijn degenen op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.

2.      Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17:

[...]

b)      is op degene die op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, de wetgeving van die staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere lidstaat woont;

[...]”

5        Artikel 14 bis van deze verordening bepaalt:

„Ten aanzien van de in artikel 13, lid 2, sub b, neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden:

[...]

2)      Op degene die gewoonlijk op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, is de wetgeving van de lidstaat van toepassing op het grondgebied waarvan hij woont, indien hij een deel van zijn werkzaamheden op het grondgebied van die lidstaat uitoefent. [...]

[...]”

6        Artikel 14 quinquies, lid 1, van verordening nr. 1408/71 bepaalt:

„De in [...] artikel 14 bis, punten 2, 3 en 4, [...] bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de wetgeving welke is vastgesteld overeenkomstig deze bepalingen, aangemerkt alsof hij zijn volledige beroepswerkzaamheden uitoefende op het grondgebied van de betrokken lidstaat.”

 Nationale regeling

7        De CSG is ingevoerd bij de Loi de finances nr. 90-1168 van 29 december 1990 (JORF van 30 december 1990, blz. 16367), waarvan de relevante bepalingen zijn opgenomen in de artikelen L. 136-1 en volgende van de Code de la sécurité sociale (Frans socialezekerheidswetboek).

8        Artikel L. 136-1 van de Code de la sécurité sociale luidt als volgt:

„Er wordt een sociale bijdrage ingesteld over de inkomsten uit arbeid en over de vervangende inkomsten, waaraan de volgende personen zijn onderworpen:

1°       Natuurlijke personen die voor de vaststelling van de inkomstenbelasting als ingezetenen worden beschouwd en die tegelijkertijd, in welke hoedanigheid ook, zijn aangesloten bij een Frans verplicht stelsel van ziektekostenverzekering;

2°       Ambtenaren die zijn tewerkgesteld door de staat, door lokale overheden alsook door hun openbare instellingen met administratief karakter, die hun functie in het buitenland uitoefenen of daar belast zijn met een missie, voor zover hun vergoeding belastbaar is in Frankrijk en zij, in welke hoedanigheid ook, zijn aangesloten bij een Frans verplicht stelsel van ziektekostenverzekering.”

9        De CRDS is ingevoerd bij artikel 14-1 van Ordonnance nr. 96-50 van 24 januari 1996 relative au remboursement de la dette sociale (JORF van 25 januari 1996, blz. 1226), dat bepaalt:

„Er wordt een sociale bijdrage ingesteld over de inkomsten uit arbeid en over de vervangende inkomsten, die zijn vermeld in de artikelen L. 136-2 tot en met L. 136-4 van de Code de la sécurité sociale, met uitzondering van de inkomsten uit buitenlandse bron waarnaar wordt verwezen in punt 1 van deel III van het hierna volgende artikel 15, die met ingang van 1 februari 1996 tot aan het einde van de in artikel 2 genoemde missies zijn verworven door de in artikel L. 136-1 van dezelfde code genoemde natuurlijke personen.

Deze bijdrage wordt geheven volgens de voorwaarden en over de inkomsten vermeld in de artikelen L. 136-2 tot en met L. 136-4 en artikel L. 136-8, deel III, van de Code de la sécurité sociale.”

10      Artikel 1 van het verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en Frankrijk tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting naar het inkomen, ondertekend te Londen op 22 mei 1968 (hierna: „bilateraal verdrag”), bepaalt:

„1.       De belastingen die binnen de werkingssfeer van het onderhavige verdrag vallen zijn:

[...]

b.       wat Frankrijk betreft, de belasting op het inkomen [...], de vennootschapsbelasting alsook alle bronheffingen, alle voorheffingen of betaalde voorschotten op deze belastingen,

[...]

2.       Het onderhavige verdrag is eveneens van toepassing op iedere toekomstige belasting van gelijke of vergelijkbare aard die een van de verdragsluitende staten of de regering van een van de grondgebieden waarop dit verdrag zich uitstrekt [...] aan de bestaande belastingen toevoegt of daarvoor in de plaats stelt. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten stellen elkaar in kennis van de wijzigingen van hun respectieve belastingwetgeving.”

11      Volgens de opmerkingen van de Franse regering zal het bilateraal verdrag worden ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van een nieuw verdrag tot het vermijden van dubbele belasting dat de twee betrokken lidstaten op 28 januari 2004 hebben afgesloten. Dit nieuwe verdrag vermeldt uitdrukkelijk de CSG en de CRDS als belastingen die „binnen de werkingssfeer [van laatstgenoemd verdrag] vallen”.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

12      Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat Derouin:

–        in Frankrijk woont, waar hij als zelfstandig advocaat werkzaam is, en dat hij vennoot is van het partnership naar Engels recht Linklaters (hierna: „partnership”). Dit partnership heeft zijn hoofdvestiging in het Verenigd Koninkrijk, maar heeft ook kantoren in andere lidstaten, met name in Frankrijk, waar het een kantoor heeft te Parijs (hierna: „kantoor te Parijs”);

–        tegelijkertijd is ingeschreven als avocat (advocaat) bij de Cour d’appel de Paris en als Registered Foreign Lawyer bij de Supreme Court of England and Wales;

–        al zijn werkzaamheden als advocaat vervult in het kader van de activiteiten van het kantoor te Parijs;

–        als bezoldiging een aandeel in de door het partnership gemaakte winst ontvangt;

–        zijn fiscale woonplaats in Frankrijk heeft, en in deze lidstaat en in elke staat waar het partnership is gevestigd, wordt belast over zijn aandeel in het resultaat van het betrokken kantoor van het partnership;

–        in Frankrijk verplicht is aangesloten bij een stelsel van ziektekostenverzekering en als zelfstandige is ingeschreven bij Urssaf.

13      Urssaf heeft de premies voor gezinsbijslagen alsook de CSG en de CRDS die van Derouin worden gevorderd, berekend over de beroepsinkomsten die deze haalt uit zijn werkzaamheden op het kantoor te Parijs en over zijn aandeel in de resultaten van de andere kantoren van het partnership. Uit de ter terechtzitting verstrekte preciseringen blijkt dat Urssaf van Derouin betaling van CSG en CRDS heeft gevorderd voor verschillende tijdvakken van de jaren 2000 tot en met 2005.

14      Derouin heeft de premies voor gezinsbijslagen betaald, die aldus over zijn volledige beroepsinkomsten (dus met inbegrip van de uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige inkomsten) waren berekend, maar hij komt voor het Tribunal des affaires de sécurité sociale de Paris op tegen de betaling van CSG en CRDS over zijn in het Verenigd Koninkrijk verworven inkomsten, op grond dat deze bijdragen geen socialezekerheidspremies maar belastingen zijn, en dat aangezien de in het Verenigd Koninkrijk verworven inkomsten op grond van het bilateraal verdrag in deze lidstaat zijn belast, alleen de in Frankrijk belastbare inkomsten aan de CSG en aan de CRDS kunnen worden onderworpen.

15      Urssaf betoogt daarentegen dat deze bijdragen naar hun aard socialezekerheidspremies zijn, dat zij binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 vallen, en dat zij dus dienen te worden berekend over alle inkomsten van Derouin, ongeacht of hij die in het Verenigd Koninkrijk of in Frankrijk heeft verworven.

16      Om daarover duidelijkheid te verkrijgen, heeft het Tribunal des affaires de sécurité sociale de Paris bij beslissing van 12 april 2005 de Cour de cassation verzocht om een advies over de vraag of de CSG en de CRDS als belastingen in de zin van het bilateraal verdrag dienen te worden beschouwd.

17      Volgens het advies van de Cour de cassation van 2 september 2005 „dient krachtens artikel 234 [...] EG aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de vraag te worden voorgelegd of verordening nr. 1408/71 [...] aldus dient te worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat een verdrag als het [bilateraal] verdrag [...] bepaalt dat in het Verenigd Koninkrijk verworven inkomsten van in Frankrijk woonachtige zelfstandige werknemers die aldaar zijn aangesloten bij het stelsel van sociale zekerheid, zijn uitgesloten van de berekeningsgrondslag van de [CSG] en de [CRDS] die in Frankrijk worden geïnd [...]”.

18      Van mening dat de beslechting van het geding afhangt van het antwoord op de vraag of de toepassing van de bepalingen van het genoemde verdrag op de CSG en de CRDS in strijd is met de communautaire regels, heeft het Tribunal des affaires de sécurité sociale de Paris de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Dient verordening nr. 1408/71 [...] aldus te worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat een verdrag als het [bilateraal] verdrag bepaalt dat in het Verenigd Koninkrijk verworven inkomsten van in Frankrijk woonachtige werknemers en zelfstandigen die aldaar zijn aangesloten bij het stelsel van sociale zekerheid, zijn uitgesloten van de berekeningsgrondslag van de [CSG] en de [CRDS] die in Frankrijk worden geheven?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

19      Met zijn prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het een lidstaat wiens regeling inzake sociale zekerheid toepasselijk is krachtens verordening nr. 1408/71, vrijstaat om de berekeningsgrondslag van bijdragen als de CSG en de CRDS vast te stellen, dan wel of, integendeel, genoemde verordening deze lidstaat verplicht om in de berekeningsgrondslag van dergelijke bijdragen de in een andere lidstaat verworven inkomsten op te nemen zonder dat hij kan afzien van de inning van deze bijdragen over genoemde inkomsten.

20      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat verordening nr. 1408/71 volgens de tweede en de vierde overweging ervan tot doel heeft het vrije verkeer van werknemers en zelfstandigen binnen de Europese Gemeenschap te verzekeren zonder afbreuk te doen aan de kenmerken van de nationale wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid. Zoals uit de vijfde, de zesde en de tiende overweging ervan blijkt, is de verordening daartoe gebaseerd op het beginsel van gelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen ten aanzien van de verschillende nationale wetgevingen, en beoogt zij zo goed mogelijk de gelijke behandeling te waarborgen van alle werknemers en zelfstandigen die op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, en de werknemers en zelfstandigen die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, niet te benadelen. Het bij verordening nr. 1408/71 ingevoerde stelsel is uitsluitend een coördinatiestelsel, dat onder meer betrekking heeft op de vaststelling van de wetgeving of wetgevingen die moet(en) worden toegepast op werknemers en zelfstandigen die, in verschillende omstandigheden, gebruikmaken van hun recht van vrij verkeer (arresten van 9 maart 2006, Piatkowski, C-493/04, Jurispr. blz. I-2369, punten 19 en 20, en 18 juli 2006, Nikula, C-50/05, Jurispr. blz. I-7029, punt 20).

21      Met betrekking tot, in de eerste plaats, de toepasselijkheid van verordening nr. 1408/71 op een persoon die zich bevindt in een situatie als die van Derouin, blijkt uit de verwijzingsbeslissing en uit de bij het Hof ingediende opmerkingen dat deze de status heeft van migrerende zelfstandige die in Frankrijk woont en een zelfstandige werkzaamheid verricht in Frankrijk en in het Verenigd Koninkrijk, zodat hij krachtens artikel 14 bis, lid 2, ervan binnen de werkingssfeer van genoemde verordening valt. Hieruit vloeit voort dat de betrokkene, conform deze bepaling, uitsluitend aan de Franse wetgeving is onderworpen. De regering van het Verenigd Koninkrijk heeft ter terechtzitting overigens bevestigd dat het Verenigd Koninkrijk geen enkele socialezekerheidspremie inhoudt op de inkomsten die betrokkene op zijn grondgebied verwerft.

22      Met betrekking tot, in de tweede plaats, de toepasselijkheid van verordening nr. 1408/71 op de CSG en op de CRDS, heeft het Hof geoordeeld dat deze bijdragen binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen. Het Hof heeft immers geoordeeld dat de stelling dat de CSG en de CRDS buiten de werkingssfeer van genoemde verordening vallen omdat zij in feite als belasting worden gekwalificeerd, niet kan worden aanvaard. Het heeft hieraan toegevoegd dat de omstandigheid dat een heffing in een nationale regeling als belasting wordt gekwalificeerd, niet betekent dat die heffing niet kan worden geacht binnen de werkingssfeer van die verordening te vallen (zie in die zin arresten van 15 februari 2000, Commissie/Frankrijk, C-34/98, Jurispr. blz. I-995, punten 33 en 34, en Commissie/Frankrijk, C-169/98, Jurispr. blz. I-1049, punten 31 en 32). Verder moet worden vastgesteld dat de door de verwijzende rechter gestelde vraag uitgaat van het beginsel dat de aan de orde zijnde bijdragen binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 vallen.

23      Het Hof heeft bovendien geoordeeld dat het gemeenschapsrecht geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsels in te richten (zie arrest van 13 mei 2003, Müller-Fauré en Van Riet, C-385/99, Jurispr. blz. I-4509, punt 100 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

24      Aangaande meer in het bijzonder de vaststelling van de berekeningsgrondslag van de sociale bijdragen is het, volgens vaste rechtspraak, bij gebreke van harmonisatie op communautair niveau een aangelegenheid van de wetgever van elke betrokken lidstaat om te bepalen, welke inkomsten voor de berekening van deze bijdragen in aanmerking moeten worden genomen (zie in die zin arrest Nikula, reeds aangehaald, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25      Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid moet de betrokken lidstaat natuurlijk het gemeenschapsrecht eerbiedigen (zie in die zin, met name, arresten van 26 januari 1999, Terhoeve, C-18/95, Jurispr. blz. I-345, punt 34, en 7 juli 2005, Van Pommeren-Bourgondiën, C-227/03, Jurispr. blz. I-6101, punt 39). De bevoegdheid van de lidstaten is dus niet onbeperkt, aangezien zij met name gehouden zijn de geest en de beginselen van verordening nr. 1408/71 – waaronder het beginsel dat slechts één socialezekerheidswetgeving toepasselijk is – te eerbiedigen, erop toe te zien dat een persoon niet wordt benadeeld bij de uitoefening van zijn recht van vrij verkeer, en zich ervan te verzekeren dat de aldus uitgewerkte regeling er niet toe leidt dat deze persoon geen sociale bescherming geniet.

26      Derhalve vloeit uit het samenstel van de in de punten 23 tot en met 25 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak voort dat, aangezien verordening nr. 1408/71 een instrument tot coördinatie – en niet tot harmonisatie – is, de lidstaten bevoegd zijn om de berekeningsgrondslag van bijdragen als de CGS en de CRDS vast te stellen.

27      Hieruit volgt dat, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht, een lidstaat het recht heeft om – unilateraal of in het kader van een belastingverdrag zoals het bilateraal verdrag – de door een ingezeten zelfstandige die zich bevindt in een situatie als die van verzoeker in het hoofdgeding, in een andere lidstaat verworven inkomsten niet op te nemen in de berekeningsgrondslag van bijdragen zoals de CSG en de CRDS. Ofschoon vaststaat dat geen enkele bepaling van verordening nr. 1408/71 een lidstaat verbiedt om het bedrag van de sociale bijdragen van een ingezetene te berekenen over diens volledige inkomsten (zie in die zin arrest Nikula, reeds aangehaald, punt 31), moet immers worden vastgesteld dat geen enkele bepaling van genoemde verordening hem hiertoe verplicht.

28      Dienaangaande moet worden benadrukt dat, anders dan Urssaf, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter terechtzitting hebben gesteld, namelijk dat op grond van hetgeen het arrest van 26 mei 2005, Allard (C-249/04, Jurispr. blz. I-4535), ons leert, de lidstaten principieel verplicht zijn om alle inkomsten van personen die zich in een situatie als die van Derouin bevinden, op te nemen in de berekeningsgrondslag van de sociale bijdragen, de in genoemd arrest gekozen oplossing niet mutatis mutandis kan worden toegepast op een dergelijke situatie.

29      In het kader van de zaak die heeft geleid tot het reeds aangehaalde arrest Allard, had de woonlidstaat van de betrokkene er immers voor gekozen om alle inkomsten die laatstgenoemde op zijn grondgebied en op dat van een andere lidstaat had verworven, op te nemen in de berekeningsgrondslag van de sociale premies, wat hij op grond van verordening nr. 1408/71 mocht doen. In deze context heeft het Hof geoordeeld dat conform de nationale wettelijke regeling die van toepassing was volgens de collisieregels van deze verordening, bij de berekening van de door de betrokkene verschuldigde sociale bijdragen rekening diende te worden gehouden met zijn volledig inkomen.

30      Derhalve kan de oplossing die het Hof in het reeds aangehaalde arrest Allard heeft gekozen, niet worden toegepast op een situatie zoals die in het hoofdgeding, waar het niet in aanmerking nemen van inkomsten uit buitenlandse bron voor de berekeningsgrondslag van de betrokken sociale bijdragen voortvloeit uit de bepalingen van de toepasselijke nationale wet.

31      Benadrukt dient evenwel te worden dat het niet in aanmerking nemen van de inkomsten uit buitenlandse bron van een werknemer of zelfstandige voor de berekening van de socialezekerheidsbijdragen, geen gevolgen mag hebben voor het recht van deze werknemer of zelfstandige om in aanmerking te komen voor alle prestaties waarin de toepasselijke wetgeving voorziet. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in de in casu aan de orde zijnde situatie daadwerkelijk het geval is.

32      Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat verordening nr. 1408/71 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staat dat een lidstaat wiens socialezekerheidswetgeving als enige van toepassing is op een ingezeten zelfstandige, de door genoemde zelfstandige in een andere lidstaat verworven inkomsten niet in aanmerking neemt voor de berekening van bijdragen zoals de CSG en de CRDS, met name op grond van een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen.

 Kosten

33      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 307/1999 van de Raad van 8 februari 1999, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staat dat een lidstaat wiens socialezekerheidswetgeving als enige van toepassing is op een ingezeten zelfstandige, de door genoemde zelfstandige in een andere lidstaat verworven inkomsten niet in aanmerking neemt voor de berekening van bijdragen zoals de Contribution sociale généralisée en de Contribution pour le remboursement de la dette sociale, met name op grond van een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting naar het inkomen.

ondertekeningen


* Procestaal: Frans.