Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

26.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 26/19


Hogere voorziening ingesteld op 21 november 2014 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 september 2014 in zaak T-425/11, Griekenland/Commissie

(Zaak C-530/14 P)

(2015/C 026/23)

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouchagiar en P.J. Loewenthal)

Andere partij in de procedure: Helleense Republiek

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 september 2014 in zaak T-425/11, betekend aan de Commissie op 12 september 2014, Griekenland/Commissie (ECLI:EU:T:2014:768) vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe beslissing;

de beslissing over de kosten van deze procedure voorbehouden aan het Hof.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gegrond op één enkel middel: het Gerecht heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist uitgelegd en toegepast door te oordelen dat de controversiële maatregel geen voordeel opleverde voor overheidscasino’s. Dit enige middel van de Commissie bestaat uit drie onderdelen.

In de eerste plaats heeft het Gerecht in de punten 52 tot en met 58 van het bestreden arrest artikel 107, lid 1, VWEU geschonden door te oordelen dat de litigieuze regeling geen voordeel opleverde voor overheidscasino’s doordat zij een lagere heffing per bezoeker betalen, aangezien de gestorte bedragen overeenkwamen met 80 % van de prijs per toegangsbewijs voor zowel overheidscasino’s als particuliere casino’s.

In de tweede plaats heeft het Gerecht in de punten 59 tot en met 68 van het bestreden arrest artikel 107, lid 1, VWEU geschonden door te oordelen dat het niet volstaat dat de Commissie het voordeel dat de litigieuze maatregel opleverde, opvat als rechtstreekse belastingdiscriminatie van rechtswege, maar dat de Commissie het bestaan van een voordeel had moeten baseren op een economische analyse van de gevolgen van de litigieuze maatregel.

In de derde plaats heeft het Gerecht in de punten 74 tot en met 80 van het bestreden arrest artikel 107, lid 1, VWEU geschonden door te oordelen, enerzijds, dat de gratis toegang het voordeel van de litigieuze maatregel niet kon versterken omdat deze maatregel immers geen voordeel opleverde, en anderzijds, dat de Commissie ter onderbouwing van dat argument had moeten aantonen dat het aantal gratis toegelaten bezoekers in de praktijk buitensporig hoog was in verhouding tot de doelstellingen van de Griekse wettelijke regeling die deze praktijk mogelijk maakte, waardoor de voorwaarden van de nationale wettelijke regeling in kwestie werden geschonden.