Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

3.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 104/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Finanzgericht Köln (Duitsland) op 28 november 2016 — Juhler Holding A/S/Bundeszentralamt für Steuern

(Zaak C-613/16)

(2017/C 104/37)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Juhler Holding A/S

Verwerende partij: Bundeszentralamt für Steuern

Prejudiciële vragen

1)

Verzet artikel 43 EG juncto artikel 48 EG (thans artikel 49 VWEU juncto artikel 54 VWEU) zich tegen een nationale fiscale bepaling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die een buitenlandse moedermaatschappij die binnen een in haar staat van vestiging ingezeten en aldaar actief concern permanent wordt afgezonderd als houdstermaatschappij, de ontheffing van de belasting op inkomsten uit vermogen met betrekking tot winstuitkeringen ontzegt

voor zover in deze maatschappij personen participeren die geen recht op teruggaaf of vrijstelling zouden hebben indien zij de betrokken inkomsten rechtstreeks zouden verwerven en

(1)

er geen economische of andere relevante redenen zijn om de buitenlandse moedermaatschappij in te schakelen, of

(2)

de buitenlandse moedermaatschappij in het desbetreffende boekjaar niet meer dan 10 % van haar totale bruto-inkomsten uit eigen economische activiteiten verwerft (wat onder meer niet het geval is indien de buitenlandse vennootschap haar bruto-inkomsten verwerft uit het beheer van activa), of

(3)

de buitenlandse moedermaatschappij niet aan het algemene economische verkeer deelneemt met bedrijfsmatige activiteiten die bij haar bedrijfsdoelstelling passen, terwijl aan in het binnenland gevestigde houdstermaatschappijen de ontheffing van de belasting op inkomsten uit vermogen wordt verleend zonder dat de bovengenoemde voorwaarden daarvoor beslissend zijn?

2)

Verzet artikel 5, lid 1, juncto artikel 1, lid 2, van richtlijn 90/435/EEG (1) zich tegen een nationale fiscale bepaling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die een buitenlandse moedermaatschappij die binnen een in haar staat van vestiging ingezeten en aldaar actief concern permanent wordt afgezonderd als houdstermaatschappij, de ontheffing van de belasting op inkomsten uit vermogen met betrekking tot winstuitkeringen ontzegt

voor zover in deze maatschappij personen participeren die geen recht op teruggaaf of vrijstelling zouden hebben indien zij de betrokken inkomsten rechtstreeks zouden verwerven en

(1)

er geen economische of andere relevante redenen zijn om de buitenlandse moedermaatschappij in te schakelen, of

(2)

de buitenlandse moedermaatschappij in het desbetreffende boekjaar niet meer dan 10 % van haar totale bruto-inkomsten uit eigen economische activiteiten verwerft (wat onder meer niet het geval is indien de buitenlandse vennootschap haar bruto-inkomsten verwerft uit het beheer van activa), of

(3)

de buitenlandse moedermaatschappij niet aan het algemene economische verkeer deelneemt met bedrijfsmatige activiteiten die bij haar bedrijfsdoelstelling passen, terwijl aan in het binnenland gevestigde houdstermaatschappijen de ontheffing van de belasting op inkomsten uit vermogen wordt verleend zonder dat de bovengenoemde voorwaarden daarvoor beslissend zijn?


(1)  Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB 1990, L 225, blz. 6).