Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

4 juli 2013 ( *1 )

„Overdracht van in andere lidstaat verworven pensioenrechten — Artikelen 45 VWEU en 48 VWEU — Nationale regeling die niet voorziet in het recht van overdracht aan in een andere lidstaat gevestigde internationale organisatie van kapitaal dat overeenkomt met pensioenpremies die aan een nationaal socialezekerheidsorgaan zijn gestort — Samentellingsregel”

In zaak C-233/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunale della Spezia (Italië) bij beslissing van 16 april 2012, ingekomen bij het Hof op 14 mei 2012, in de procedure

Simone Gardella

tegen

Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS),

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, A. Rosas, E. Juhász (rapporteur), D. Šváby en C. Vajda, rechters,

advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

griffier: A. Impellizzeri, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 11 april 2013,

gelet op de opmerkingen van:

S. Gardella, vertegenwoordigd door T. Truppa, R. Ciancaglini en M. Rossi, avvocati,

het Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS), vertegenwoordigd door A. Sgroi, avvocato,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. De Socio, avvocato dello Stato,

de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek als gemachtigde,

de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en J. Möller als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door C. Cattabriga en V. Kreuschitz als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 20 VWEU, 45 VWEU, 48 VWEU en 145 VWEU tot en met 147 VWEU alsmede artikel 15 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen S. Gardella, werkzaam bij het Europees Octrooibureau (EOB) te München (Duitsland), en het Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS) (nationaal instituut voor sociale zekerheid) over de weigering van het INPS om het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die Gardella tijdens zijn tijdvakken van werkzaamheden in Italië heeft verworven, over te dragen aan het socialezekerheidsorgaan van het EOB.

Toepasselijke bepalingen

Recht van de Unie

3

Artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, vastgesteld bij verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 (PB L 124, blz. 1; hierna: „Statuut”), bepaalt:

„De ambtenaar die in dienst van de Gemeenschappen treedt na:

de dienst bij een overheidsorgaan, of bij een nationale of internationale organisatie te hebben beëindigd, of,

in loondienst of als zelfstandige te hebben gewerkt,

kan, na zijn aanstelling in vaste dienst, doch vóór het tijdstip waarop hij het recht op een ouderdomspensioen in de zin van artikel 77 van het Statuut verkrijgt, het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die hij uit hoofde van bovengenoemde activiteiten heeft verworven, geactualiseerd tot op de dag waarop de overdracht plaatsvindt, aan de Gemeenschappen doen betalen.

In dat geval bepaalt de instelling waarbij de ambtenaar werkzaam is, met inachtneming van het basissalaris, de leefregel en de wisselkoers op het ogenblik dat om overdracht is verzocht, door middel van algemene uitvoeringsbepalingen het aantal pensioenjaren dat zij volgens de communautaire pensioenregeling aanrekent uit hoofde van de vroegere diensttijd op basis van het overgeschreven kapitaal, verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de herwaardering van het kapitaal tussen de datum van het verzoek om overdracht en de datum waarop de overdracht plaatsvindt.

Van deze mogelijkheid kan de ambtenaar per lidstaat en per pensioenfonds slechts éénmaal gebruikmaken.”

4

Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166, blz. 1), die in de plaats is gekomen van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB 1997, L 28, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (PB L 392, blz. 1; hierna: „verordening nr. 1408/71”), bevat de bepalingen voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels in de Europese Unie.

5

Artikel 2, lid 1, van verordening nr. 883/2004, met het opschrift „Personele werkingssfeer”, bepaalt:

„Deze verordening is van toepassing op onderdanen van een lidstaat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.”

6

Artikel 3, lid 1, van de verordening bepaalt onder het opschrift „Materiële werkingssfeer” het volgende:

„Deze verordening is van toepassing op alle wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

[...]

d)

uitkeringen bij ouderdom;

[...]”

7

In artikel 6 van verordening nr. 883/2004, met als opschrift „Samentelling van tijdvakken”, is bepaald:

„Tenzij in deze verordening anders is bepaald, houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving:

het verkrijgen, het behoud, de duur of het herstel van het recht op prestaties,

de toepassing van een wetgeving,

of

de toegang tot of de ontheffing van de verplichte, vrijwillig voortgezette of vrijwillige verzekering,

afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voor zover nodig, rekening met de overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, alsof die tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld.”

8

Artikel 52, lid 1, van diezelfde verordening, met als opschrift „Toekenning van uitkeringen”, luidt als volgt:

„Het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering:

a)

krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving alleen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving is voldaan aan de voorwaarden die recht geven op een uitkering (autonoom pensioen);

b)

door eerst een theoretisch bedrag en vervolgens het werkelijke bedrag (uitkering pro rata) als volgt te berekenen:

i)

het theoretische bedrag van de uitkering is gelijk aan de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke krachtens de wetgevingen van de andere lidstaten vervuld zijn, zouden zijn vervuld overeenkomstig de wetgeving die het orgaan op de datum van vaststelling van de uitkering toepast. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze regeling onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het theoretische bedrag;

ii)

vervolgens stelt het bevoegde orgaan het werkelijke bedrag van de pro-rata-uitkering vast door op het theoretische bedrag het verhoudingsgetal van de duur van de tijdvakken van verzekering en/of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, en van de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld.”

De relevante regeling van het EOB

9

Het EOB is een internationale organisatie opgericht bij het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, ondertekend te München op 5 oktober 1973 en aldaar gevestigd.

10

Het EOB beschikt over een eigen, van de pensioenstelsels van de lidstaten en van dat van de Unie afgescheiden pensioenstelsel.

11

Uit hoofde van artikel 12 van de regeling van het Europees Octrooibureau betreffende pensioenen, die is vastgesteld door de raad van bestuur op grond van artikel 33 van voornoemd verdrag, heeft het personeel van het EOB de mogelijkheid het kapitaal dat overeenkomt met voordien bij andere pensioenstelsels verworven pensioenrechten over te dragen, voor zover de betrokken stelsels dat toestaan. In een dergelijk geval bepaalt het EOB volgens zijn eigen regels het aantal uit hoofde van het stelsel van herkomst opgebouwde pensioenjaren dat voor de betrokken persoon kan worden erkend en dientengevolge het pensioen waarop hij aanspraak heeft.

12

Uit de verwijzingsbeslissing komt naar voren dat de regeling van het Europees Octrooibureau betreffende pensioenen daarentegen niet voorziet in samentelling van tijdvakken van premiebetaling, dat wil zeggen in de mogelijkheid de bij het EOB opgebouwde pensioenjaren op te tellen bij de rechten die in het kader van andere pensioenstelsels zijn verworven.

Italiaans recht

13

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat in Italië overdracht of samenvoeging van pensioenrechten als bedoeld in legge nr. 29 – Ricongiunzione dei periodi assicurativi dei lavoratori ai fini previdenziali (wet nr. 29 betreffende de samenvoeging van tijdvakken van verzekering van werkenden met het oog op de sociale zekerheid) van 7 februari 1979 (GURI nr. 40 van 9 februari 1979), zoals gewijzigd, is voorbehouden aan werknemers uit de publieke sector of de particuliere sector die zijn of waren aangesloten bij verplichte socialezekerheidsregelingen beheerd door nationale socialezekerheidsinstellingen, -fondsen en -stelsels. De overdracht brengt kosten mee die ten laste komen van de verzekerde.

14

De verwijzende rechter zet tevens uiteen dat ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie uit hoofde van het Statuut, alsmede de personeelsleden van het Europees Universitair Instituut en van de Europese Investeringsbank uit hoofde van bijzondere overeenkomsten, van dit mechanisme voor de overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met voordien op het grondgebied van de Italiaanse Republiek verworven pensioenrechten gebruik kunnen maken.

15

Personeelsleden van het EOB daarentegen zijn daarvan uitgesloten, want er is geen overeenkomst tussen het EOB en de Italiaanse Republiek die overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten verworven door voorheen bij het INPS aangesloten werknemers naar die internationale organisatie mogelijk maakt.

16

Met betrekking tot de samentelling van tijdvakken van premiebetaling blijkt uit de gegevens die de verwijzende rechter verstrekt dat dat mechanisme uit hoofde van verordening nr. 883/2004 in beginsel beschikbaar is voor alle werknemers in loondienst, zelfstandigen en vrije beroepen. Het is echter niet van toepassing op de werknemers van het EOB die, als personeelsleden van een internationale organisatie, niet kunnen worden beschouwd als personen „op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is” in de zin van artikel 2 van verordening nr. 883/2004.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

17

Gardella is Italiaans onderdaan en is sinds 1 mei 2002 in dienst bij het EOB.

18

Voordien heeft hij van 21 december 1992 tot en met 30 april 2002 in Italië gewerkt. In dat tijdvak heeft hij 485 wekelijkse premies gestort, wat overeenkomt met 9 jaar en 17 weken.

19

Op 15 september 2008 heeft Gardella het INPS verzocht, het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die hij in dat tijdvak had verworven, aan het socialezekerheidsstelsel van het EOB over te dragen.

20

Het INPS heeft dit verzoek afgewezen op grond dat in Italië geen bepalingen bestaan die de gevraagde overdracht mogelijk maken.

21

Verzoeker in het hoofdgeding is tegen deze afwijzing van het INPS in beroep gegaan bij het Tribunale della Spezia.

22

Volgens deze rechter vormt het feit dat de Italiaanse rechtsorde regels ontbeert die de overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met de voorheen in Italië verworven pensioenrechten mogelijk maken, in combinatie met het feit dat de regeling van het Europees Octrooibureau betreffende pensioenen bepalingen ontbeert die samentelling van voor indiensttreding vervulde tijdvakken van premiebetaling mogelijk maken, kennelijk een belemmering voor het vrije verkeer van werknemers in de Unie. Het vooruitzicht dat vóór indiensttreding bij het EOB gestorte premies en opgebouwde pensioenjaren voor hun pensioen niet in aanmerking worden genomen, zou werknemers die pensioenrechten in Italië hebben verworven, er immers van kunnen weerhouden een betrekking bij het EOB te aanvaarden. Deze situatie vormt een kennelijke schending van de rechten die door de artikelen 20 VWEU, 45 VWEU en 48 VWEU aan de burgers van de Unie zijn toegekend en is tevens onverenigbaar met de artikelen 145 VWEU tot en met 147 VWEU en met artikel 15 van het Handvest.

23

Daarop heeft het Tribunale della Spezia de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Moeten de artikelen 20 [VWEU], 45 [VWEU], 48 [VWEU] en 145 [VWEU] tot en met 147 [VWEU] en artikel 15 van het Handvest [...] aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling of een nationale bestuurlijke praktijk op grond waarvan een werknemer uit een lidstaat de pensioenpremies die hij heeft gestort in het pensioenstelsel van zijn lidstaat van herkomst, waar hij voorheen verzekerd was, niet kan overdragen aan het pensioenstelsel van een internationaalrechtelijke organisatie gevestigd op het grondgebied van een andere lidstaat [...], waar hij werkt en verzekerd is?

2)

Moet – ook als gevolg van het bovenstaande – het recht op premieoverdracht ook worden erkend bij gebreke van een specifieke overeenkomst tussen de lidstaat van herkomst van de werknemer (of diens pensioeninstelling) en de internationaalrechtelijke organisatie?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

24

Met zijn prejudiciële vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 20 VWEU, 45 VWEU, 48 VWEU en 145 VWEU tot en met 147 VWEU, alsmede artikel 15 van het Handvest aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan diens onderdanen die werkzaam zijn bij een internationale organisatie, zoals het EOB, die is gevestigd op het grondgebied van een lidstaat, het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die zij voordien op het grondgebied van hun lidstaat van herkomst hebben verworven, niet kunnen overdragen aan het pensioenstelsel van die organisatie bij gebreke van een internationale overeenkomst tussen die lidstaat en de internationale organisatie die een dergelijke overdracht mogelijk maakt.

25

Volgens vaste rechtspraak valt iedere onderdaan van de Unie die gebruik heeft gemaakt van het recht op vrij verkeer en in een andere lidstaat dan zijn staat van herkomst een beroepswerkzaamheid heeft uitgeoefend, ongeacht zijn woonplaats en zijn nationaliteit, binnen de werkingssfeer van artikel 45 VWEU. Een onderdaan van de Unie die in een andere lidstaat dan zijn staat van herkomst werkt en een betrekking bij een internationale organisatie heeft aanvaard, valt eveneens onder de werkingssfeer van deze bepaling (zie in die zin arrest van 16 februari 2006, Öberg, C-185/04, Jurispr. blz. I-1453, punten 11 en 12 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

26

Hij verliest namelijk niet zijn hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 45 VWEU doordat hij een functie bij een internationale organisatie vervult (zie in die zin arrest van 15 maart 1989, Echternach en Moritz, 389/87 en 390/87, Jurispr. blz. 723, punt 11).

27

Daaruit volgt dat de situatie van Gardella onder de werkingssfeer van artikel 45 VWEU valt.

28

Bij het onderzoek van de vraag of het ontbreken van het recht van Gardella om het kapitaal dat overeenkomt met zijn pensioenrechten aan het pensioenstelsel van het EOB over te dragen, een belemmering van het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie kan vormen, moet vooraf worden geconstateerd dat de mogelijkheid die ambtenaren en andere personeelsleden van de instellingen van de Unie uit hoofde van het Statuut hebben om het kapitaal dat overeenkomt met de in verband met eerdere werkzaamheden opgebouwde pensioenrechten over te dragen aan het pensioenstelsel van de Unie, niet kan worden uitgestrekt tot de ambtenaren van het EOB noch tot de betrekkingen tussen een lidstaat en een internationale organisatie als het EOB.

29

Het EOB is namelijk geen instelling of orgaan van de Unie waarop dit Statuut van toepassing is.

30

Dat Statuut is verbindend in al zijn onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, maar de regeling van het Europees Octrooibureau betreffende pensioenen, die immers geen rechtshandeling van de Unie is, kan dergelijke rechtsgevolgen uit hoofde van het recht van de Unie in de lidstaten niet sorteren. Bovendien wordt in deze regeling voor de overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten uitdrukkelijk als voorwaarde gesteld dat de beheerder van het pensioenstelsel waarbij de betrokken ambtenaar was aangesloten, daarmee instemt.

31

Het EOB is overigens een internationale organisatie die door internationaal recht wordt beheerst.

32

De situatie van Gardella moet aldus worden vergeleken met die van burgers die gebruikmaken van het recht op vrij verkeer binnen de Unie door in loondienst werkzaam te zijn voor werkgevers die geen instellingen van de Unie of internationale organisaties, zoals het EOB, zijn, en met de situatie van burgers die anders dan in loondienst werkzaam zijn. Dergelijke werkzaamheden maken verreweg het grootste deel uit van de werkzaamheden waarvoor de burgers van dit recht gebruikmaken.

33

Met betrekking tot de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels tussen de lidstaten moet worden vastgesteld dat noch het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie noch de verordeningen nr. 1408/71 en nr. 883/2004 in regels voor de overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met reeds opgebouwde pensioenrechten voorzagen of voorzien. Zij berusten daarentegen op het beginsel van samentelling van tijdvakken, zoals naar voren komt uit artikel 48 VWEU en zoals ten uitvoer gelegd door deze verordeningen.

34

Volgens artikel 48 VWEU, waarop verzoeker in het hoofdgeding zich voor de verwijzende rechter ter onderbouwing van zijn vordering beroept en waarop de gestelde vragen ook betrekking hebben, stellen het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie „de maatregelen vast welke op het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers”, met name door een stelsel in te voeren waardoor het mogelijk is voor al dan niet in loondienst werkzame migrerende werknemers te waarborgen dat „al die tijdvakken worden bijeengeteld welke door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen”. Een dergelijk stelsel van samentelling van tijdvakken is bij verordening nr. 1408/71 en daarna bij verordening nr. 883/2004 tot stand gebracht.

35

Aldus blijkt uit artikel 45 VWEU in samenhang met artikel 48 VWEU niet dat een lidstaat verplicht is een ambtenaar van een internationale organisatie zoals het EOB de mogelijkheid te bieden om het kapitaal dat overeenkomt met zijn reeds verworven pensioenrechten, over te dragen naar het pensioenstelsel van deze internationale organisatie, noch dat hij verplicht is een internationale overeenkomst van die strekking te sluiten.

36

Dientengevolge kan het ontbreken van die mogelijkheid voor de ambtenaren van een internationale organisatie als het EOB niet worden opgevat als een belemmering van het vrije verkeer van werknemers in de zin van artikel 45 VWEU.

37

Met betrekking tot de andere artikelen van het Verdrag en van het Handvest die in de gestelde vragen worden genoemd, moet het volgende worden opgemerkt.

38

Volgens vaste rechtspraak vindt artikel 20 VWEU, dat op algemene wijze het recht formuleert van iedere burger van de Unie om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, in artikel 45 VWEU een bijzondere uitdrukking met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers (zie arrest van 1 oktober 2009, Leyman, C-3/08, Jurispr. blz. I-9085, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39

Wat artikel 15, lid 2, van het Handvest betreft moet worden herinnerd aan artikel 52, lid 2, van dat Handvest, waarin is bepaald dat de door het Handvest erkende rechten die voorkomen in bepalingen van de Verdragen, worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen die door deze Verdragen zijn gesteld. Dat is het geval voor artikel 15, lid 2, van het Handvest, dat onder meer het in artikel 45 VWEU gewaarborgde vrije verkeer van werknemers herhaalt, zoals wordt bevestigd door de toelichting bij deze bepaling.

40

In de artikelen 145 VWEU tot en met 147 VWEU zijn de doelstellingen en algemene maatregelen van het werkgelegenheidsbeleid van de Unie neergelegd. Het recht dat verzoeker in het hoofdgeding inroept of de verplichting van een lidstaat om een dergelijk recht te waarborgen, kan uit deze bepalingen niet worden afgeleid.

41

Dientengevolge volstaat een onderzoek van de artikelen 45 VWEU en 48 VWEU voor de beantwoording van de gestelde vragen.

42

Verzoeker in het hoofdgeding voert aan dat hij riskeert zijn verworven pensioenrechten te verliezen als zijn vordering voor de verwijzende rechter wordt afgewezen, want enerzijds past het EOB geen samentelling toe en anderzijds zijn zijn tijdvakken van werkzaamheden of premiebetaling in Italië mogelijk korter dan het minimumtijdvak dat naar nationale wetgeving vereist is om recht te geven op een pensioen.

43

Het INPS betwist deze stelling, maar ter terechtzitting kon het deze hypothese niet uitsluiten.

44

Het is juist dat volgens artikel 48 VWEU een stelsel wordt ingevoerd waardoor het mogelijk wordt voor al dan niet in loondienst werkzame migrerende werknemers te waarborgen dat al die tijdvakken worden bijeengeteld „welke door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen”, en dat in artikel 18 van verordening nr. 1408/71 en vervolgens in artikel 6 van verordening nr. 883/2004 wordt bepaald dat „overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde” tijdvakken moeten worden samengeteld, waarbij deze bepalingen niet zien op tijdvakken in dienst bij het EOB.

45

Wanneer echter het mechanisme van overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met de voordien in een lidstaat verworven pensioenrechten naar het pensioenstelsel van een nieuwe werkgever in een andere lidstaat niet kan worden toegepast, vormt het onthouden van het recht op samentelling van krachtens de wetgeving van meerdere lidstaten vervulde tijdvakken – een recht dat in het algemeen toekomt aan alle werknemers in dienst bij alle werkgevers in een lidstaat, behalve bij internationale organisaties, zoals het EOB – in beginsel een belemmering van het vrije verkeer van werknemers in de zin van artikel 45 VWEU.

46

Een dergelijke regeling leidt er immers toe dat personen die hun recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend en van wie de tijdvakken van werkzaamheden of van premiebetaling korter zijn dan het minimumtijdvak dat naar nationale wetgeving vereist is om recht te geven op een pensioen, riskeren ouderdomspensioen te verliezen waarop zij recht zouden hebben als zij geen betrekking bij een internationale organisatie in een andere lidstaat hadden aanvaard, en kan derhalve de uitoefening van het recht van vrij verkeer belemmeren. Het is aan de nationale rechter om te bepalen of de Italiaanse regeling betreffende ouderdomspensioenen een dergelijk gevolg heeft.

47

Ter terechtzitting heeft het INPS geen redenen van algemeen belang aangevoerd die een dergelijke beperking van het vrije verkeer kunnen rechtvaardigen.

48

Dientengevolge moet een werknemer als Gardella bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd om samentelling van zijn tijdvakken van werkzaamheden in Italië en bij het EOB kunnen verzoeken voor het ontstaan van het recht op een ouderdomspensioen.

49

Gelet op het voorgaande dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat de artikelen 45 VWEU en 48 VWEU aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan onderdanen in dienst bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde internationale organisatie, zoals het EOB, het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die zij voordien op het grondgebied van hun lidstaat van herkomst hebben verworven, niet kunnen overdragen aan het pensioenstelsel van die organisatie, bij gebreke van een overeenkomst tussen die lidstaat en deze internationale organisatie die overdracht mogelijk maakt. Ingeval het mechanisme voor de overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met de voordien in een lidstaat verworven pensioenrechten aan het pensioenstelsel van een nieuwe werkgever in een andere lidstaat echter niet kan worden toegepast, moet artikel 45 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan voor het ontstaan van het recht op ouderdomspensioen geen rekening wordt gehouden met tijdvakken van werkzaamheden die een onderdaan van de Unie heeft vervuld bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde internationale organisatie, zoals het EOB.

Kosten

50

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

 

De artikelen 45 VWEU en 48 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan onderdanen in dienst bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde internationale organisatie, zoals het Europees Octrooibureau, het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die zij voordien op het grondgebied van hun lidstaat van herkomst hebben verworven, niet kunnen overdragen aan het pensioenstelsel van die organisatie, bij gebreke van een overeenkomst tussen die lidstaat en deze internationale organisatie die overdracht mogelijk maakt.

 

Ingeval het mechanisme voor de overdracht van het kapitaal dat overeenkomt met de voordien in een lidstaat verworven pensioenrechten aan het pensioenstelsel van een nieuwe werkgever in een andere lidstaat niet kan worden toegepast, moet artikel 45 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan voor het ontstaan van het recht op ouderdomspensioen geen rekening wordt gehouden met tijdvakken van werkzaamheden die een onderdaan van de Europese Unie heeft vervuld bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde internationale organisatie, zoals het Europees Octrooibureau.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Italiaans.